U kent ze, de indrukwekkende piramides in Gizeh, Egypte. Al duizenden jaren vrijwel onveranderd en hét symbool van antieke bouwkunst. Het partnermodel in de advocatuur heeft ook al heel lang de vorm van een piramide: een partner aan de top stuurt twee, drie of soms nog meer loondienstadvocaten aan. Is dat model houdbaar?
Door Bert Hokken, Hokken Management & Advies/AdvocatuurCongres
Het piramidemodel zou, althans volgens een van de heersende mangementwijsheden in en voor de advocatuur, noodzakelijk zijn vanwege het werkaanbod en de hang naar winstoptimalisatie. Ik vraag me af hoe wijs dat nog is, en hoe lang deze kantooropbouw nog standhoudt.
Waarom ik twijfel? Ten eerste omdat de advocatuur niet meer groeit. Integendeel: veel kantoren krimpen met de markt mee. Tegelijk bestaan steeds meer ‘maatschappen’ uit vijftigers, waardoor er de komende jaren – mits we de huidige leveragenorm respecteren – weinig ruimte is voor de benoeming van nieuwe partners. En dat zou zomaar eens kunnen betekenen dat ambitieuze jonge advocaten hun heil elders zoeken; een mogelijke exodus van toppers waarvan de vraag is of kantoren zich dat kunnen permitteren.
Een derde punt is het werkaanbod. Nog niet zo lang geleden hadden kantoren een aardige mix van wat we vaak gekscherend grijze-harenzaken, grijze-cellenzaken en grijze-kastenzaken noemen. De vaak ingewikkelde grijze-harenzaken deden de ervaren partners zelf, de meer gemiddelde grijze-cellenzaken kwamen op het bord van de medewerkers en de eenvoudige grijze-kastenzaken waren voor stagiairs en stagiaires. Tegenwoordig zien we dat de klanten hun grijze-kastenzaken steeds vaker zelf oppakken of uitbesteden aan nieuwe concurrenten die zich er in specialiseren. Gevolg: advocatenkantoren krijgen steeds meer moeite met het vinden van passend en rendabel werk voor beginnende advocaten.
Ik stel niet met zekerheid dat deze combinatie van een krimpende markt, volle ‘maatschappen’ en onvoldoende werk de bijl is aan de wortels van de traditionele kantooropbouw in de advocatuur. Wel denk ik dat de opbouw gaat veranderen: er ontstaan in mijn optiek drie soorten kantoren met elk een eigen partnermodel: juridische fabrieken, specialisten en hybride kantoren.
Juridische fabrieken zijn goed in het goedkoop en snel verwerken van bulk en daardoor bij uitstek geschikt voor beginnende en hbo-juristen en paralegals. Doordat marges beperkt zijn, moeten deze kantoren het hebben van grote hoeveelheden eenvoudig werk. Het aantal partners moet om diezelfde reden beperkt blijven, wellicht zelfs tot één partner-eigenaar. De piramide wordt zodoende fors ‘ingedrukt’.
Specialistische kantoren met vrijwel alleen vakspecialisten in dienst bedienen de bovenkant van de juridische markt. Een onderbouw is voor dergelijke kantoren nauwelijks nodig; met hooguit één loondienstadvocaat per partner zijn ze meer ‘rechthoekig’ van opbouw.
Hybride kantoren ten slotte zitten tussen fabriek en specialist in en lijken daardoor nog het meest op de huidige kantoren. Ze slagen erin voldoende eenvoudig werk te bemachtigen voor jongere advocaten en voldoende specialistische zaken voor meer doorgewinterde collega’s en partners. Maar in hoeverre dat lukt, blijft de vraag.
Welke kant gaat het op met uw kantoor? Staat het partnermodel bij u op de strategische agenda? Houdt u vast aan de piramide – onder het motto: die van de Egyptenaren staan er ook nog steeds… Of kiest u voor een andere vorm met meer toekomst? Ik wens u wijsheid bij het bepalen van uw richting.
Onze columnist Fleur Brockhus is met verlof. Deze maanden wordt haar plaats ingenomen door Bert Hokken van Hokken management.