Ex-rechters Hans Westenberg en Pieter Kalbfleisch zijn donderdag op alle punten vrijgesproken van meineed door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het Hof acht niet bewezen dat de mannen in 2009 onder ede hebben gelogen.
Eerder sprak de Utrechtse rechtbank Westenberg en Kalbfleisch vrij van meineed. Het Openbaar Ministerie ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en eiste twee weken geleden opnieuw werkstraffen van 240 uur en voorwaardelijke celstraffen van vier maanden voor Westenberg en twee maanden voor Kalbfleisch. Ze werden er van verdacht onder ede te hebben gelogen over hun onderlinge contacten. Daarbij zou Westenberg niet de waarheid hebben verteld over een telefoontje dat hij zou hebben gepleegd met een advocaat in de gecompliceerde Chipshol-zaak: Westenberg was rechter tijdens een van de procedures in de jaren negentig.
Ook het Gerechtshof acht dit niet bewezen, maar formuleerde hiervoor wel een andere motivatie dan de rechtbank. Om meineed te kunnen bewijzen, moet volgens het Hof eerst de feitelijke toedracht waarover gelogen zou zijn, onomstotelijk vaststaan en bewezen zijn. “Anders dan de rechtbank, maar met de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat er voldoende wettig bewijs aanwezig is voor die toedracht. Naar het oordeel van het hof bestaat echter, zowel ten aanzien van de onderlinge contacten als ten aanzien van het telefoongesprek met een advocaat, onvoldoende helderheid over de feitelijke toedracht. […] Nu de feitelijke toedracht niet kan worden vastgesteld, kan ook niet tot het oordeel gekomen worden dat daarover in strijd met de waarheid is verklaard, laat staan dat dat opzettelijk is gebeurd. Evenals de rechtbank komt het hof dan ook tot de slotsom dat de verdachten dienen te worden vrijgesproken.”