Na bijna dertig jaar te hebben gewerkt voor Loyens & Loeff en diens rechtsvoorganger Loyens & Volkmaars, is tax-partner Maarten van der Weijden per 1 december overgestapt naar De Brauw Blackstone Westbroek. De voormalig managing partner van Loyens & Loeff is nu partner binnen de tax-praktijk van De Brauw. “Vanaf nu is mijn praktijk meer transactie georiënteerd.”
Van der Weijden ging eind 1986 aan de slag als belastingadviseur bij Loyens & Loeff-voorloper Loyens & Volkmaars. In 1997 werd hij partner; van mei 2010 tot en met april 2014 was hij managing partner van Loyens & Loeff. De afgelopen jaren was hij weer volop actief binnen de internationale belastingpraktijk van het kantoor.
Toch kon Van der Weijden het aanbod van De Brauw om de fiscale praktijk te komen versterken niet laten liggen, zegt hij. “Het leek me een mooi perspectief, en bovendien was dit na dertig jaar bij dezelfde werkgever de kans om toch nog eens iets nieuws te gaan doen. Wel heb ik bij Loyens & Loeff een prachtige periode gehad. Alles wat ik heb gedaan en bereikt heb ik aan dat kantoor te danken. De breedte en diepte van de fiscale praktijk daar zal ik zeker missen, maar daar komt een nieuwe focus voor terug.”
De Brauw omschrijft de nieuwe aanwinst in het persbericht als ‘een van de toongevende corporate tax lawyers in Nederland’. Van der Weijden komt er in een wat kleinere fiscale praktijk terecht en zijn focus komt meer te liggen op de fiscale component van corporate transacties dan op fiscale advisering van de cliënt in bredere zin.
Volgens Paul Sleurink, sinds 2004 partner bij De Brauw en al tientallen jaren een goede bekende van Van der Weijden, had zijn kantoor behoefte aan een extra ervaren kracht in de fiscale praktijk nog steviger neer te zetten. “Er is geen corporate transactie meer zonder een fiscaal component, en we merkten dat we op dit vlak nog meer senior capaciteit nodig hadden,” zegt Sleurink. “Iemand die richting kan geven en knopen kan doorhakken. We hebben veel goede jongere medewerkers in huis, maar sommige cliënten blijven toch ook enkele ‘grijze haren’ verwachten.”