In zijn toespraak op het laatste Ordecongres merkte Harm Brouwer terecht op dat in het jaarverslag van de Orde het begrip “professionele moraliteit” wordt gebruikt, maar dat verdere uitwerking ontbreekt. Advocatie.nl pakte de handschoen op en vroeg drie experts hun licht op dit begrip laten schijnen in een serie essays over Integriteit. Deze week deel twee van de hand van prof. Floris Bannier, bijzonder hoogleraar Advocatuur aan de Universiteit van Amsterdam.
door prof. Floris Bannier
De Commissie van Wijmen benoemde zes kernwaarden voor de advocaat. Zij waren niet nieuw; zij waren al eeuwenlang voor de advocaat maatgevend. Zij werden wel voor het eerst zo op een rijtje gezet. Een ervan is ‘integriteit’. (De andere zijn partijdigheid, onafhankelijkheid, deskundigheid, vertrouwelijkheid en – wel een beetje nieuw – publieke verantwoordelijkheid voor een goede rechtsbedeling.)
Ik heb wel eens gedacht dat integriteit eigenlijk als enige kernwaarde had kunnen volstaan en dat de overige er in grote mate invulling aan geven. Hiermee zou, voor mij, ook in dezelfde grote mate invulling gegeven worden aan wat ik versta onder ‘professionele integriteit’.
De vorige Advocatie-schrijver over dit onderwerp, Prof. Verkerk, zegt: ‘Professionele integriteit betekent dat men in staat is zich te verantwoorden voor zijn keuzes in het licht van publieke, professionele normen en waarden.’ Voor die ‘normen en waarden’ vul ik dus de kernwaarden in. Daarbij volg ik Verkerk waar zij de ‘professionele moraliteit,’ uit het kopje van deze serie bijdragen, vertaalt naar ‘professionele integriteit.’
Vanuit een ander perspectief bezien kan men zeggen dat ‘professionele integriteit’ gelijk valt met gedrag dat een behoorlijk advocaat betaamt. Dit is een van de drie normen die art. 46 Advocatenwet oplegt: (i) zorg voor de cliënt, (ii) de verordeningen van de NOvA naleven en (iii) gedrag zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
Al vaker is gezegd, ook door mij, dat de drie in één norm kunnen worden samengevat: gedrag zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Onder de normen van art. 46 Advocatenwet valt binnenkort, als het huidige ontwerp wijziging Advocatenwet op dit punt onveranderd aangenomen wordt, als vierde norm het in acht nemen van de kernwaarden. Een overbodige toevoeging want ook dat hoeft niet uitgespeld te worden in een vierde norm: de behoorlijk advocaat neemt die kernwaarden in acht.
De advocaat die zich professioneel integer gedraagt handelt dus als een behoorlijk advocaat en, omgekeerd, wie zich als een behoorlijk advocaat gedraagt handelt professioneel integer. Maar zo simpel ligt het niet.
De ‘aanstichter’ van deze overpeinzingen, de voorzitter van het College van PG’s, Harm Brouwer, vestigde de aandacht erop dat de advocaat geacht wordt de hoogste kwaliteit van rechtsbijstand te verlenen op een integere wijze. Hij wees erop dat de Orde zelf spreekt van ‘professionele moraliteit’ zonder dat nader in te vullen. Hier wordt de integriteit (verwoord als moraliteit) niet gezien – zoals ik in de eerste alinea deed – als ook de deskundigheid te omvatten.
Het gaat mij er niet om wie hier gelijk heeft. Ik kan mij namelijk (ook) deze benadering goed voorstellen. Het is één ding om goede rechtshulp te verlenen maar dat moet dan wel op een integere wijze gebeuren. Integer is dan de weergave van (Van Dale:) onkreukbaar. Liever zou ik zeggen op een ethisch verantwoorde wijze. En dat betekent dan weer in overeenstemming met wat in de samenleving als ‘goed’ wordt ervaren.
Het voorgaande kan ik zo samenvatten: van een advocaat die zich gedraagt zoals een behoorlijk advocaat betaamt, wordt verwacht dat hij zich aan de kernwaarden houdt en daarbij meer in het bijzonder diensten van hoge kwaliteit levert op een wijze die overeenkomt met de ethische normen van de samenleving.
Zo hebben we een omschrijving die de ‘professionaliteit’ terug ziet in de goede dienstverlening en de ‘moraliteit’ in de ethische normen van de samenleving. Valt dit laatste samen met de ethiek binnen de beroepsgroep? Het is niet denkbaar dat binnen een beroepsgroep normen leven die geheel afwijken van die binnen de samenleving als geheel.
Maar binnen beroepsgroepen kunnen normen wel eens wat van die algemene normen afwijken juist door de invulling in dat beroep. Als de samenleving nog maar een wazig beeld heeft van euthanasie kan in de medische wereld al een veel verder ontwikkelde visie bestaan. In de advocatuur kan zo’n verschil ook gezien worden (zij het niet op een even wezenlijk onderwerp).
Menig procespartij – de jurisprudentie van de tuchtrechter toont het uitbundig aan – voelt zich gegriefd door uitlatingen of handelwijze van de advocaat van zijn tegenpartij. Dat zijn vaak uitlatingen die in het maatschappelijk verkeer en buiten de rechtsstrijd onaanvaardbaar zijn. Binnen die rechtsstrijd zijn zij echter functioneel en zou, door ze niet toe te laten, het voeren van de procedure zeer bemoeilijkt worden. Hier zien we een functionele correctie op de maatschappelijke norm die het handelen van de advocaat binnen de grenzen van zijn professionele integriteit brengt.
Er is echter een grens die wel degelijk met de maatschappelijke norm te maken heeft. Zo’n norm is bijvoorbeeld die, welke zegt dat niet gelogen mag worden. De advocaat stelt in processtukken de visie van zijn cliënt gebaseerd op de feiten die die cliënt heeft aangedragen. Die feiten kunnen onjuist zijn. De advocaat “liegt” dan en zo zal de tegenpartij dat ook ervaren. De advocaat zelf niet; hij mag in het algemeen op zijn eigen cliënt afgaan. Pas wanneer hij weet dat een gesteld feit onjuist is, gaat hij te ver. Hij weet dan dat de waarheid niet gesproken wordt.
De eisen die aan een advocaat gesteld worden om zijn beroep op een goede manier uit te oefenen kunnen dus een maatschappelijke norm aanscherpen of verruimen. Daarmee komen we bij de professionele norm. Dat is de norm die de advocaat in acht moet nemen. Doet hij dat, dan handelt hij professioneel integer.
Zo kom ik terug bij wat Verkerk schreef: ‘Professionele integriteit betekent dat men in staat is zich te verantwoorden voor zijn keuzes in het licht van publieke, professionele normen en waarden.’ Ik ben het daar in vergaande mate mee eens maar lees ‘publieke, professionele’ als ‘publieke, en voor het betreffende beroep, waar nodig om dit goed te laten functioneren, aangepaste professionele normen en waarden’.