Het partnerschap bij een groot kantoor is niet voor iedereen weggelegd. Die positie vereist meer dan juridische skills, zoals een hoge mate van ondernemerschap en organisatievermogen. Hoe gaat het langdurige traject richting een benoeming in zijn werk? Enkele recent benoemde partners én zij die hierover mede beslissen komen aan het woord in een interviewreeks. Vandaag: Eduard Scheenstra, sinds 1 januari 2013 partner bij CMS.
Door Joris Rietbroek
Na loopbanen in banking praktijken bij onder andere DLA Piper (Amsterdam) en Freshfields (Londen), werd Eduard Scheenstra eind 2008 verwelkomd bij CMS als senior advocaat, met als wederzijds doel om binnen afzienbare tijd tot een partnerbenoeming te komen. “Als je ruim acht jaar ervaring hebt, komt er toch een moment dat je moet kiezen: je wordt partner of je gaat iets anders doen”, overdenkt hij. “Veel andere smaken zijn er dan niet meer over.”
Zijn ambitie om het tot partner te schoppen groeide mettertijd. “Naarmate je langer in het vak zit en zelfstandiger aan zaken werkt, wordt het ook leuker om steeds meer verantwoordelijkheid te hebben”, vertelt hij. “Als je het vervolgens leuk vindt om te ondernemen en zelf een stuk van de praktijk te ontwikkelen, dan is de stap om partner te willen worden niet meer zo groot.”
Junior partner
Een toekomstig aandeelhouder van CMS wordt eerst benoemd als junior partner, vertelt managing partner Dolf Segaar over het langdurige traject binnen het kantoor. “Een junior partner is nog geen aandeelhouder, maar heeft wel de bijbehorende verantwoordelijkheden en moet gedurende twee jaar ondernemerschap en progressie binnen de praktijk tonen. Vanaf je achtste jaar zou je hiervoor in aanmerking kunnen komen. Twee jaar later wordt er nog eens een definitief standpunt bepaald in de aandeelhoudersvergadering en wordt er gestemd over je benoeming tot partner.”
Het junior partnerschap is geen speeltuin, benadrukt Segaar. Er moet aan de start van het junior partnerschap al zo’n vergaande commitment aan het kantoor zijn, dat partnerschap er ook echt in zit. Eigenlijk moet dit al zeker zijn; we streven ernaar dat we bij de uiteindelijke partnervergadering niet voor verrassingen komen te staan.”
Voorafgaand aan een benoeming tot junior partner voert een speciale commissie van drie partners – waarvan één gekozen door de kandidaat – meerdere gesprekken met de kandidaat en toetst op diverse criteria, zoals specialisatie, acquisitievaardigheden, ondernemerschap, het businessplan, de kwaliteit van de dienstverlening, praktijkontwikkeling, de financiële bijdrage aan kantoor en management skills. “De financiële component is natuurlijk het makkelijkst meetbaar, maar dankzij die toetscriteria krijg je een uitstekend inzicht in hoe je presteert en of het erin zit of niet.” Wat voor Scheenstra bijzonder hielp was zijn toenemende werk voor een aantal Duitse banken gedurende zijn junior partnerschap.
De partnervergadering benoemt
De commissie brengt vervolgens een advies uit om iemand als junior partner te benoemen. Segaar: “Of niet, dat gebeurt ook. Als het bestuur het advies van de commissie overneemt – en dat gebeurt praktisch altijd –, dan gaat de voordracht naar alle partners toe. Op de partnervergadering zelf moet er in beginsel geen discussie meer zijn – je zou maar iemand beschadigen – dus heeft een tweede onderzoekscommissie de mening van alle partners in onderlinge gesprekken gehoord en enkele gesprekken met de kandidaat gevoerd. Ook hier komt een rapport uit, waarna het tijd is voor de partnervergadering en er wordt gestemd.”
De kandidaten zijn zelf niet aanwezig bij dit moment: zij wachten thuis of op kantoor het nieuws af. De grootste spanning is er dan overigens allang af. Je krijgt namelijk zelf van tevoren de rapporten te lezen, vertelt Scheenstra. “Als je eerlijk tegen jezelf bent, weet je hoe goed je het doet en hoe men jou ziet binnen de praktijk. Het zou gek zijn als er in de rapporten een ander beeld van jezelf zou staan.”
Vroege begeleiding en trainingen
Scheenstra arriveerde weliswaar bij CMS met de bedoeling zich in korte tijd tot partner te ontwikkelen, maar voor de jongere generatie bij het bedrijf hanteert het kantoor al vanaf de eerste jaren een secuur begeleidingstraject om hen die het ambiëren én geschikt zijn langzaam maar zeker richting het partnerschap te bewegen. “We richten ons voortdurend op de vraag: hoe ontwikkel je die mensen die interesse hebben om partner te worden?” zegt Segaar. “Die wil je uiteraard koesteren en begeleiden in die wens. Bij die ambitie komt immers meer kijken dan vakbekwaamheid: ondernemerschap, sociale vaardigheden, samenwerking met andere secties en meer.”
Daarom is ooit in samenwerking met business school IMD in het Zwitserse Lausanne de CMS Academy in het leven geroepen, waar diverse cursussen en trainingen worden gegeven aan medewerkers uit de tientallen vestigingen, bijvoorbeeld op het gebied van management of ondernemerschap. Net benoemde partners komen in Lausanne voor een partnerprogramma bij elkaar, voor trainingen verzorgd door IMD-hoogleraren.
Ook bestaat er een zogenoemd ‘partner peak program’; nieuwe partners uit verschillende landen bespreken tijdens bijeenkomsten bijvoorbeeld waar zij tegenaan lopen en wat zij aan kantoorontwikkelingen zien. Scheenstra heeft zulke programma’s zelf reeds achter de rug. “Je leert er extra scherp te zijn op je praktijkvoering en je krijgt meer inzicht in de keuzes die je maakt en de motivatie erachter. Het is heel intensief en leerzaam, mede door de psychologische tests die gedurende de training worden afgenomen.”
Veranderingen
Een dergelijke nieuwe stap brengt onvermijdelijk veranderingen met zich mee. Ook op de werkvloer, als sommige collega’s opeens anders naar de persoon blijken te kijken of wat meer afstand bewaren. “Daar had ik van tevoren niet over nagedacht, maar het is wel zo”, erkent Scheenstra. “En stagiaires of medewerkers vertellen je bijna geen kantoorroddels meer, daar wordt de partner buiten gehouden. Sommige mensen gedragen zich iets anders, maar uiteindelijk valt het mee.”
Dat zijn al met al relatief kleine zaken: als belangrijkste verandering sinds zijn partnerbenoeming noemt Scheenstra toch zijn ontwikkeling naar ondernemer binnen het kantoor. “Je bent immers verantwoordelijk voor alles: de omzet, ondersteuning, veeleisende cliënten die een beroep op je doen. Dat kun je niet afschuiven op iemand anders. Maar dat is eigenlijk heel leuk, ook dat zoveel mensen met hun vragen komen, of met zaken komen die passen binnen je eigen plan, dat het allemaal werkt. Je houdt echter nooit maar één bal tegelijk omhoog. Eerder een stuk of twintig.”