Een advocaat die zich stelt in een procedure, moet dit in principe met ‘een separaat schrijven’ doen. Maar wat als een advocaat enkel een ‘stelmail’ zonder bijlage aan de griffie stuurt, het hof dit wel opvat als stelbericht, maar vervolgens nalaat c.q. vergeet de zittingsdatum door te geven aan de advocaat?
Na het hoger beroep in een strafzaak – een verdachte wordt veroordeeld voor diefstal – klaagt de Amsterdamse advocaat Bakker in cassatie dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geen afschrift van de dagvaarding aan de advocate van de verdachte had gestuurd. Ook onderzocht het hof niet waarom zij afwezig was op de zitting, terwijl ze zich toch als raadsvrouw had gesteld bij de strafgriffie van het hof. Ze verzocht hierbij bovendien om op de hoogte te worden gehouden over de zaak.
Toch schitteren zowel verdachte als de advocate op 4 oktober 2019 door afwezigheid bij het hof, waarna de verdachte bij verstek wordt veroordeeld. Opvallend genoeg is de zittingsgriffier dezelfde persoon die anderhalve week voor de zitting de ‘stelmail’ van de advocate kreeg doorgestuurd.
Volgens het cassatieberoep bij de Hoge Raad kan deze e-mail ‘bezwaarlijk anders worden verstaan dan als stelbrief in de zin van art. 38 Sv (…), zodat aan de raadsvrouw krachtens art. 48 Sv een afschrift van de dagvaarding in hoger beroep had moeten worden verzonden.’ Dat was echter niet gebeurd, zodat verdachte en advocate afwezig waren. Hierdoor kan er volgens het cassatieberoep geen sprake zijn van een geldige behandeling van de zaak; het arrest zou moeten worden vernietigd.
Wat wel zo was: de advocate had haar stelbrief niet als losse bijlage bij haar e-mail verstuurd. Dit zou echter niet uit moeten maken, aangezien het hof het mailtje wel als stelbrief heeft opgevat, aldus het cassatiemiddel.
Separaat schrijven
Nu is het zo dat jurisprudentie van de Hoge Raad (uit 2017 en 2018) inderdaad uitwijst dat een advocaat zijn of haar optreden moet aankondigen via ‘een separaat schrijven’ bij een e-mail. In dit licht heeft de advocate zich inderdaad ‘niet volgens de regels der kunst gesteld’, aldus plaatsvervangend procureur-generaal bij de Hoge Raad Paul Frielink in een conclusie van 6 april. “Zij heeft immers volstaan met een mail terwijl ze separaat, als bijlage bij die mail, een stelbrief had moeten voegen.”
Daarmee zou het cassatiemiddel direct kunnen falen, maar volgens Frielink wijzen de omstandigheden erop dat er meer aan de hand is en dat enige coulance op zijn plaats is. Het lijkt immers zeker te zijn dat “de strafgriffie van het hof de kale ‘stelmail’ kennelijk wel als een volwaardige ‘stelbrief’ heeft aangemerkt en de raadsvrouw als zodanig heeft “genoteerd […], waarmee wordt bedoeld dat de raadsvrouw in het elektronische zaaksysteem voor strafzaken in hoger beroep (NIAS) als raadsvrouw is toegevoegd aan de zaak.”
Alle opties afwegend, lijkt het de procureur-generaal het meest waarschijnlijk dat de stelmail ‘simpelweg aan de aandacht van de zittingsgriffier is ontsnapt’. “Dat is een bedrijfsongeval dat niet ten nadele van de verdachte mag uitpakken. Ik merk op dat er ook geen enkele garantie is dat deze misslag niet zou zijn gemaakt als de stelbrief wel als separate bijlage bij de ‘stelmail’ zou zijn gevoegd. […] Naar mijn oordeel staat deze gang van zaken aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsvrouw in de weg. Dat betekent dat het middel slaagt.”
De procureur-generaal adviseert daarom tot vernietiging van de uitspraak en terugverwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Klik hier voor de volledige conclusie