Laatst had ik het genoegen om bij een diner naast een orthodontist te zitten. Hij was net gescheiden en duidelijk voornemens eens flink zijn best te doen. Nog voor de soep had hij mij al op de hoogte gesteld van al zijn contacten in de hoogste kringen.
Door Henriëtte van Hedel
“Laatst sprak ik nog met Gerrit Zalm, en ik zei ‘Gerrit, jongen, wat ik nu heb meegemaakt’….”
Ik heb jaren op een advocatenkantoor gewerkt, dus ik herkende het ziektebeeld meteen.
Tijdens de asperges met zalm onderhield hij mij over het feit dat het zetten van een buitenbeugel – een headgear noemde hij dat – toch wel uitermate complex werk was, enkel uit te voeren door hoog gekwalificeerde professionals.
Terwijl hij doorpraatte over zijn auto stelde ik mij de wereld van een orthodontist voor. Een weinig kritische omgeving, vermoed ik. Het merendeel van zijn toehoorders ligt tot zwijgen gedwongen met open mond in een tandartsstoel, de rest – echtgenote, assistenten, secretaresse – is financieel afhankelijk en daarom waarschijnlijk meegaander in de conversatie dan objectief verantwoord.
De tournedos was voortreffelijk, maar werd verstoord door het betoog over zijn zeiljacht, dat, zo vertelde hij niet zonder voldoening, twee meter langer was dan dat van zijn naaste collega. En die had ook nog eens een groen jacht, en daar kon je natuurlijk niet mee voor de dag komen. Terwijl ik instemmend knikte, vroeg ik mij af of hij nog wist hoe ik heette.
Overtuigd van de onfeilbaarheid van zijn charme drong hij mij bij het dessert zijn telefoonnummer op. Alsof het een gunst betrof, deelde hij mij als teken van vertrouwelijkheid ook nog de hoogte van zijn inkomen mee – “een tonnetje of vier, de tijden zijn niet meer zoals ze geweest zijn”. Gelukkig had hij wat gespaard.
Ik concentreerde mij op de bourgogne, en terwijl ik af en toe nog een flard van een deskundige opinie over de nieuwste plaatjesbeugel opving, mijmerde ik over de verschillende advocaten die mij ooit uitvoerig hadden ingelicht over hun prestaties op de golfbaan of de omvang van hun ‘deals’.
De menselijke geest is tegen veel bestand, naar niet tegen het ontbreken van een kritische omgeving. Veel advocatenkantoren zijn naar aard en inrichting niet geschikt om interne kritiek te faciliteren. Bovenaan de ladder bevinden zich de partners, die, zolang hun omzet op peil blijft, aan niemand verantwoording hoeven af te leggen. De andere advocaten zijn voor het verloop van carrière doorgaans van één partner afhankelijk, en dan helpt het niet als je niet meer om suffe grapjes lacht of op de man af vraagt waar zijn vermogen tot het vertellen van een goed verhaal is gebleven.
Het vergt daarom karakter om het partnerschap ongeschonden te overleven. Sommige advocaten beschikken daarover, want ik ben in mijn werkende bestaan charmante, intelligente en onderhoudende partners tegengekomen, die soms al twintig jaar deel uitmaakten van de maatschap.
Maar ik heb ook counsels ontmoet die vanaf de dag dat ze partner werden, bezweken aan de overtuiging dat ze veel geld verdienden en dus interessante en bijzondere mensen waren. Met het oog op het welzijn van hun echtgenote, secretaresse, medewerkers en disgenoten kan het geen kwaad deze individuen erop te wijzen dat een groot inkomen niet garant staat voor een onderhoudende conversatie.
En voor degenen die dat niet geloven, heb ik altijd nog het telefoonnummer van een orthodontist.