“Het traditionele bedrijfsmodel van de advocatuur staat innovatie in de weg,” stelt legal tech-expert Jeroen Zweers. Recent onderzoek ondersteunt zijn stelling. “Maar er verandert pas iets als de gevestigde orde advocaten echt iets met de resultaten gaat doen.”
Transformatie van de advocatuur is een noodzaak. De advocatuur wordt geconfronteerd met uitdagingen op economisch, sociaal-maatschappelijk en milieugebied, evenals met nieuwe technologieën zoals AI. Advocaten en juridische professionals moeten zich aan deze veranderingen aanpassen om relevant en effectief te blijven. Om toegevoegde waarde voor cliënten te blijven creëren en de juridische kosten te verlagen, zijn innovatie en een frisse blik essentieel. Het traditionele bedrijfsmodel van de advocatuur staat deze innovatie in de weg.
Al jaren pleit ik daarom voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen voor de advocatuur. Het huidige businessmodel sluit niet aan op de wensen van de klant, is niet efficiënt en in de toekomst niet langer houdbaar. Advocaten missen de ondernemende en technische vaardigheden om de transformatie te maken en de huidige partnerschapstructuur maakt besluitvorming over benodigde investeringen traag en risicomijdend. Samenwerking met beroepsgroepen die deze vaardigheden wel hebben, wordt belemmerd door de eigen regelgeving.
Vastgeroest in eigen web van regels
Zoals ik in een eerdere column al zei: de sector zit vast in zijn eigen regelgeving en structuren. Om transformatie mogelijk te maken moet de huidige starheid in de regelgeving ten aanzien van de bedrijfsmodellen doorbroken worden. Ik was dan ook verheugd met het in augustus gepubliceerde rapport van Erasmus School of Law, waarin onderzoekers Stokkermans en De Roo tot dezelfde aanbeveling komen. Zij onderzochten in opdracht van WODC en het ministerie van Justitie en Veiligheid mogelijke alternatieve bedrijfsstructuren voor de advocatuur. Hun conclusie, na een gedetailleerde vergelijking van de Nederlandse juridische situatie met die in ons omringende landen, is dat de huidige regelgeving advocaten beperkt.
Een conclusie die ik ook trok na mijn artikelenserie Gluren bij de buren, die in het rapport ook wordt aangehaald. De huidige regels staan niet toe dat niet-advocaten aandeelhouder zijn of bestuursfuncties bekleden in advocatenkantoren. Ook mogen advocaten in loondienst van niet-advocaten niet werken voor andere werkgevers. Deze starre regels belemmeren de ontwikkeling van nieuwe, andersoortige advocatendiensten, waardoor er nauwelijks vooruitgang plaatsvindt in prijs- en kwaliteitsontwikkeling, efficiëntie en innovatie van de dienstverlening.
Ik heb het aan den lijve ervaren met de oprichting van Sync in 2017. Vanuit Kennedy van der Laan, waar ik toen werkte als directeur innovatie, wilden wij in een dochteronderneming legal tech-diensten aanbieden aan klanten, wel of niet gekoppeld aan advocatendiensten. Zo konden we juridische afdelingen van corporates helpen innoveren en toekomstbestendig maken. Na enkele jaren moesten we de stekker eruit trekken. Het mocht niet van de Amsterdamse deken, vanwege de regels voor met welke beroepen advocaten mogen samenwerken vanuit de kernwaarde onafhankelijkheid. Geen stap vooruit dus, maar iedereen weer terug in het gelid zonder een verschil te kunnen maken.
Nieuwe bedrijfsmodellen bieden kansen
Het toestaan van nieuwe, andere bedrijfsmodellen in de advocatuur biedt kansen. Niet alleen voor de rechtzoekenden, ook voor de advocaten zelf. De onderzoekers van Erasmus School of Law pleiten net als ik voor het toestaan van samenwerkingsvormen met verschillende beroepsgroepen. Ook vinden zij net als ik dat kapitaalinvesteringen door derden gemakkelijker moeten worden gemaakt. Externe financiers bieden een uitweg uit de stroperige besluitvorming, tegenstelde belangen en bureaucratie van het huidige bedrijfsmodel. Ik ben ervan overtuigd dat deze investeringen vooral bij middelgrote kantoren een boost kunnen geven aan de hoognodige innovatie van de juridische dienstverlening op het gebied van legal tech en AI. Voor de sociale advocatuur zouden deze investeringen weleens levensreddend kunnen zijn, omdat alleen met optimalisatie van de werk- en dienstverleningsprocessen de toegankelijkheid van het recht geborgd kan worden.
Dat alternatieve bedrijfsmodellen een wezenlijke impuls geven aan de innovatie en de toegankelijkheid van juridische diensten, is al bewezen in het Verenigd Koninkrijk. Hier zijn alternatieve bedrijfsvormen met niet-advocaten als financier en/of bestuurder sinds 2012 toegelaten. Inmiddels heeft zo’n tien procent van de advocatenkantoren daar een alternatieve bedrijfsvorm.
De vlag nog niet uit
Het onderzoek van Erasmus School of Law bevestigt veel zaken waar ik me al jaren hard voor maak, in mijn columns, workshops, presentaties en lezingen. Dit geeft hoop. Maar ik heb de vlag nog niet uitgehangen. Want er verandert pas wat als de gevestigde orde advocaten echt iets met de resultaten gaat doen. En dan hou ik toch mijn hart vast. Want het toestaan van deze nieuwe bedrijfsmodellen vraagt niet zozeer om een wettelijke aanpassing, het vraagt om aanpassing van de verordeningen die de NOvA advocatenkantoren zelf oplegt. Dit vraagt van de NOvA dat ze letterlijk en figuurlijk gaan loslaten. En hoewel het rapport alle mogelijke (en te verwachten) tegenwerpingen van de NOvA al pareert met oplossingen, ligt daar nog de grootste hobbel die we moeten nemen.
De NOvA houdt zich namelijk angstvallig vast aan de bekende bedrijfsmodellen, regels en procedures. De ogen gesloten voor wat er gebeurt in de wereld, en in de markt.
Acht jaar geleden hielden wij met Dutch Legal Tech al een pleidooi bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid om een congres op te zetten met de NOvA en de beleidsmakers uit het Verenigd Koninkrijk. Om met elkaar van gedachten te wisselen en te horen en leren van de inhoud van het beleid in het Verenigd Koninkrijk en de effecten van het versoepelen van de regelgeving. We vonden geen gehoor. Men wil er niet van weten, tot op de dag van vandaag.
Vooropgesteld geldt, ook voor mij: de onafhankelijkheid van advocaten moet gewaarborgd blijven. Regulering van de branche blijft belangrijk, maar wel op een toekomstbestendige manier. Het ministerie heeft al besloten tot de installatie van een Onafhankelijke Toezichthouder Advocatuur. Het onderzoek van Erasmus pleit ervoor om alleen het toezicht, maar ook de reguleringstaken van de NOvA over te hevelen naar deze OTA. Ik denk dat het essentieel is dat het faciliteren en controleren van nieuwe bedrijfsmodellen bij een onafhankelijke partij wordt neergelegd, die besluiten neemt op basis van objectieve feiten en niet regeert vanuit angst.
Het is de starre attitude van de NOvA die verandering behoeft om het beroep te kunnen laten floreren en te laten aansluiten op de veranderende behoeften van de samenleving. En het is ook die houding die ervoor kan zorgen dat dit onderzoeksrapport ‘onderin de la’ verdwijnt. Dat zou doodzonde zijn, voor zowel de advocaat als de rechtzoekende. Mijn hoop is gevestigd op de politiek en individuele leden van het College van Afgevaardigden die wel de noodzaak van verandering zien. Het nieuwe kabinet moet nu echt de handschoen oppakken. De geplande installatie van de OTA vormt het uitgelezen moment hiertoe. Laat los maar houd toezicht en laat de sector en samenleving profiteren van de kansen die nieuwe modellen bieden.