De claim van 50 miljoen euro van Farm Frites-oprichter Gerrit de Bruijne wegens onjuist fiscaal advies blijft boven het hoofd van Loyens & Loeff hangen. Dat blijkt uit een nog niet gepubliceerd arrest van het gerechtshof Den Haag, waarin een tussenvonnis van de rechtbank Rotterdam wordt bekrachtigd. De Bruijne, die zijn bedrijf op een fiscaal aantrekkelijke manier wilde overdragen aan zijn kinderen, emigreerde naar de Antillen, maar werd geconfronteerd met een stevige aanslag van de Nederlandse Belastingdienst omdat hij niet werkelijk verhuisd zou zijn.
Door Lucien Wopereis
De rechtbank Rotterdam liet zich in het tussenvonnis van 2 mei 2012 niet uit over (de hoogte van) de claim zelf, maar oordeelde wel over de aansprakelijkheid van rechtsvoorganger Loeff Claeys Verbeke, Loyens & Loeff, de stichting Vereffening Loeff Claeys Verbeke en de twee individuele advocaten die bij de fiscale advisering aan De Bruijne en zijn familie betrokken waren. De rechtbank was van oordeel dat, uiteraard enkel en alleen voor zover de claim uiteindelijk toegewezen zou worden, Loyens & Loeff inderdaad aansprakelijk is. Voor rechtsvoorganger Loeff Claeys Verbeke geldt dat dat kantoor op 1 januari 2000 ophield te bestaan, en dat voor eventuele fouten gemaakt vóór die datum de Stichting Vereffening Loeff Claeys Verbeke in beeld komt.
Ten aanzien van de advocaten maakte de rechtbank een onderscheid. De eerste advocaat was maat bij Loeff Claeys Verbeke en is zelf de overeenkomst aangegaan met De Bruijne. Ten aanzien van de tweede advocaat – geen maat – overwoog de rechtbank dat de vordering is gebaseerd op wanprestatie. Daarvoor kan slechts de contractuele wederpartij worden aangesproken. Dat was de tweede advocaat niet, en dus is hij niet hoofdelijk aansprakelijk, aldus de rechtbank in 2012.
Het gerechtshof Den Haag bekrachtigt in het arrest van 7 april het oordeel van de rechtbank, met wat kanttekeningen over de positie van de advocaat, niet zijnde de partner van het kantoor. Die zou onder meer langere perioden in het buitenland hebben gewerkt, waardoor hij ‘niet steeds betrokken was bij de advisering/onderhandelingen’. Volgens het gerechtshof zal de rechtbank bij de materiële beoordeling van de claim ‘inderdaad nog aandacht moeten besteden aan dit verweer’.
Eigen verantwoordelijkheid
Opvallend in het arrest zijn een aantal overwegingen voorafgaand aan de bespreking van de grieven. Die hebben onder meer betrekking op het handelen van De Bruijne zelf, waarvoor het gerechtshof weinig waardering kan opbrengen. Het hof constateert dat de Antillenroute niet vooraf is besproken met de Belastingdienst, en dat een aantal vragen over de emigratie door De Bruijne bewust onjuist (cursivering in het arrest, L.W.) zijn beantwoord. ‘Het is opmerkelijk dat dit aspect en vooral de eigen verantwoordelijkheid van De Bruijne sr hierbij in het debat tussen partijen onbesproken, althans onderbelicht is gebleven.’
Het gerechtshof vervolgt: ‘Weliswaar wordt gesproken over een “innovatieve constructie” en “scherp aan de wind zeilen”, maar de vraag is of een andere, minder onschuldige kwalificatie hier niet veel meer op zijn plaats is.’