De verreweg best gelezen advertorial op Advocatie van het afgelopen jaar ging over burn-out. Dat bracht ons op het idee om twee ervaringsdeskundigen aan het woord te laten. Anoniem, want er zijn zat advocaten die uitvallen, maar bijna niemand wil er met naam en toenaam over praten. Na bijna drie jaar bij een groot advocatenkantoor werd Annette (gefingeerde naam) snel moe, prikkelbaar en sloot ze zich emotioneel af van anderen. De arts constateerde een burn-out, waarna zij de advocatuur direct achter zich liet. Welke factoren droegen eraan bij dat het zover kon komen?
Door Joris Rietbroek
“Ik voelde me nogal wezenloos in de advocatuur. Het werk boeide me op inhoudelijk vlak niet zo. Hetzelfde gold eigenlijk al voor mijn rechtenstudie, wat een negatieve keuze was geweest. Ik vond de studie niet zwaar, maar wel nogal saai. Dus begon ik er commissie- en bestuurswerk bij te doen om te compenseren wat ik mijn studie niet vond. Na mijn postdoc kwam ik bij een groot advocatenkantoor in Amsterdam terecht. Ik wilde graag werken op een hoog niveau, en de verwachtingen van kantoor waren vanwege mijn goede studieresultaten hoog gespannen. Helaas besefte ik toen nog niet goed wat het vak van advocaat precies inhield.”
Repetitief werk
“Achteraf kan ik zeggen dat het werk mij simpelweg niet lag, zoals veel due dilligence-werk of het opstellen van deeladviezen en contractjes. Op het moment zelf vond ik dat lastig om toe te geven, maar ik vind het niet interessant om op repetitieve wijze zaken tot in de kern uit te zoeken, een hele dag door of de hele week lang. Ik heb behoefte aan afwisseling. Daarbij merkte ik al snel dat er enige wrijving was. Inmiddels ken ik mezelf beter: als ik iets niet boeiend vind, word ik recalcitrant.”
“De juristerij is natuurlijk ontzettend probleemgericht. Ik word daar snel moe van, van wachten tot het volgende probleem op je bord komt. Het is zo’n passieve manier van werken. En dan is advocatuurlijk werk op dat niveau wat mij betreft ook nog eens bijna van een wiskundige aard, en ik heb geen bêta-hoofd. Ik merk nog steeds: als ik heel diep op een abstracte wijze moet nadenken, dan raak ik van de kook. Dat werd meer mijn probleem dan de hoge druk of het buffelen zelf, met lange dagen van soms tot 22.00 uur, al speelde het natuurlijk wel mee.”
“Net als tijdens mijn studie ging ik op kantoor dus dingen ernaast doen. Ik ging in de ondernemingsraad en zat werkgroepen voor, om verder weg te geraken van de essentie van het werk. Na bijna drie jaar vormde de ontdekking dat ik eigenlijk geen aanleg had voor de advocatuur de doorslaggevende factor. In combinatie met die randactiviteiten gaf dat het laatste zetje: ik raakte opgebrand, en dat zorgde voor diverse klachten.”
Opgeladen lichaam
“In eerste instantie wist ik niet goed wat me overkwam. Zo sliep ik op gegeven moment slecht, was ik ’s avonds gespannen of ik zocht om niks ruzie met mijn partner, omdat ik blijkbaar nog een bepaald cortisol-niveau had. Ik stond als het ware constant ‘aan’, was voortdurend opgeladen. Ik kreeg last van mijn lichaam, met pijn aan mijn ingewanden . Wat je dan ook merkt: dingen die normaal ontspannend werken, geven opeens extra spanning. Dan is een afspraak bij je thuis opeens al te veel.”
“Twee maanden voor het einde van mijn stageperiode ging ik naar de bedrijfsarts. Ik zat erbij als een dood vogeltje, dus die wist meteen genoeg. Toch is het een gelaagd syndroom, met veel facetten. Ik wist intussen dat het werk me niet lag en dat ik desondanks te lang doorwerkte. Toch kon ik me toen niet voorstellen dat dit tot een burn-out had geleid. Het buffelen onder hoge druk maakte me extra moe, maar het monotone werk zelf nekte me pas echt. Op een doordeweekse dag was ik opeens weg van kantoor, om niet meer terug te komen.”
Overprikkeld
“Met een burn-out wil je het liefst alleen zijn om met die overprikkeldheid te kunnen dealen. Harde geluiden, fel licht of drukte op straat zijn al teveel. Je kent geen gevoel van ontspanning meer en beleeft geen plezier meer aan dingen die je eerder nog leuk vond. Ik voelde me al snel een zeikerd. Dat vond ik nog het irritantst, dat ik zo onzeker werd. Dat je je begint af te vragen waarom iemand jou eigenlijk heeft uitgenodigd voor dat feestje. Of over je loopbaan: als dit het niet is, wat moet ik dan?”
“Ik stelde me onder behandeling van een arbeidspsycholoog, al ben ik iemand die met gesprekken niet zoveel opschiet. Ik zocht het daarom in lichaamsbeweging, yoga, tai chi, I had my share. Met yoga word je je beter bewust van je lichaam, wat belangrijk is voor mensen zoals ik die de neiging hebben om snel het hoofd in te gaan. Na een jaar ging ik weer aan het werk, na de nodige gesprekken over welk werk mij dan wel lag. Ik ben meer iemand die dingen wil creëren, zo bleek, en kwam als freelancer in de creatieve sector terecht.”
Loser
“Ik heb er achteraf wel eens met oud-collega’s over gesproken – ik heb een aantal goede vrienden overgehouden aan mijn advocatentijd –, maar over andere gevallen van burn-out in de advocatuur hoor je zelden iets. Ik dacht dat het intussen meer wijdverbreid was, maar er rust nog steeds een taboe op.”
“Ja, ik voelde me een tijdje een loser. ‘Sjonge, dat ik dit niet eens aankan.’ Het besef dat iedereen verschillend is en goed is in andere dingen, volgde pas laat. Dat ik nu toch weer bedrijfsjurist ben, is eerder toeval. Ik heb nu wel een goede balans gevonden, haal hier wel voldoening uit en ik krijg erkenning. En gelukkig is het gevarieerd: monomaan werk zal ik vanaf nu altijd vermijden.”
Lees ook: Burn-out: ‘De dag dat ik door mijn hoeven zakte’