De verreweg best gelezen advertorial op Advocatie van het afgelopen jaar ging over burn-out. Dat bracht ons op het idee om twee ervaringsdeskundigen aan het woord te laten. Anoniem, want er zijn zat advocaten die uitvallen, maar bijna niemand wil er met naam en toenaam over praten. De ervaringsdeskundige van deze week noemen we daarom Michel. Hij was 29 toen het misging. ‘Mijn werkomgeving was onveilig. Het was net een moeras.’
Door Patricia Jacob
‘De dag dat ik door mijn hoeven zakte, herinner ik me nog goed. Ik was ruim drie jaar advocaat en zat in mijn kamer bij een groot Amsterdams kantoor. Een partner kwam binnen en gaf me een nieuw vastgoeddossier. Normaal zou ik hebben gedacht: leuk, uitdagend. Maar hij ging weg en ik kreeg het heel warm. Opeens werd ik angstig en raakte ik in paniek. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Ik vroeg een collega om te komen. Hij kwam, keek naar me en zei: “Je hebt een paniekaanval. Dat heb ik ook eens gehad. Ga naar huis en meld je ziek.”
Ik deed wat hij zei. Maar in het weekend ging het compleet mis. De paniekaanvallen kwamen als golven over me heen.
Hoe slecht ik me na die eerste aanval ook voelde, ik bleef wel rationeel acteren. Ik zocht meteen hulp en belandde via de huisarts bij een goede psychotherapeut. Vijf dagen nadat ik was uitgevallen, werkte ik weer.
Kort daarna keerden die aanvallen terug. Ze kwamen en gingen. Dat heeft een half jaar geduurd. Door mijn psychotherapie kon ik daar steeds beter mee omgaan. Op een gegeven moment heb ik mijn sectiehoofd verteld wat er mis was. Hij schrok. Dit had hij nooit van mij verwacht. We spraken af dat ik voorlopig tot vier uur in de middag zou werken. Elke dag kwam ik doodmoe thuis. Ik was op. Anderen zouden in mijn situatie misschien thuis zijn gebleven, maar ik wist dat ik dan zou afglijden. Je gaat dan zitten malen over je verslechterde loopbaankansen. En die carrière, daar was het toch allemaal om begonnen?’
Laag zelfbeeld
‘Ik viel uit in de tijd dat mijn huwelijksdatum naderde. Dat huwelijk moest groot, groter, grootst worden. Maar ik werd bloednerveus van alles eromheen. Mijn huwelijk, het werk. Die combinatie werd me te veel.
Samen met mijn psychotherapeut heb ik ontvlochten waarom het mis was gegaan. Bij veel mensen die hetzelfde of iets soortgelijks hebben meegemaakt, komen hun problemen grotendeels voort uit een laag zelfbeeld. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik me moest bewijzen. Ik wilde aan mezelf en aan anderen laten zien dat ik het werk niet voor honderd, maar voor tweehonderd procent kon.
Complimenteerde iemand me, dan hoorde ik dat niet of bagatelliseerde ik dat. Maar als het een keer misging en ik op mijn noten kreeg, dan pikte ik dat wél op en dacht ik: zie je, ik kan het niet.
Tijdens mijn studie was ik niet zo onzeker. Maar ja, die studie was Spielerei. Bij werken draait het om echte casus van echte mensen die echt iets te verliezen hebben. Ik moest hun belangen verdedigen en was hun laatste strohalm, althans zo voelde ik dat.
Niemand in mijn werkomgeving hielp me te relativeren. Erger nog: mijn werkomgeving was onveilig. Het was net een moeras. Achteraf gezien ging het al een jaar niet goed. Ik was geregeld met een knoop in mijn maag naar kantoor gegaan.’
Borderliner
‘Ik werkte voor twee partners. Daarboven zat een sectiehoofd. Die partners zorgden ervoor dat mijn probleem – een laag zelfbeeld – explodeerde.
Eentje had enorme stemmingswisselingen. Het ene moment lachte ze, het andere moment krijste ze.
De tweede was een soort borderliner. Ik moest een keer een zaak van hem overnemen. De advocaat van wederpartij vroeg om uitstel. Ik wilde dat geven, maar zei dat ik met de partner moest overleggen. Hij zei: “Uitstel? Natuurlijk! Laten we even de cliënt bellen.” Tijdens dat telefoongesprek zei hij opeens: “De wederpartij wil uitstel. Mooi niet, dus.” De cliënt gaf hem gelijk.
De advocaat van de wederpartij was woedend toen ik hem het nieuws vertelde; uitstel afwijzen is hoogst ongebruikelijk.
Die partners gaven me ook bewust de vervelende zaken, met van die cliënten die het onmogelijke eisten. Ik voelde een enorme druk om ze te pleasen. Deed ik dat niet, dan waren de vennoten woest geworden. Die twee creëerden een sfeer waarin elke fout, hoe klein ook, een doodzonde was. Ik liep constant op mijn tenen. Pas toen er een vennoot kwam die me steunde, heb ik het sectiehoofd over mijn situatie verteld. Dat luchtte op.’
Veiligheid bieden
‘Twee jaar nadat ik was uitgevallen, ben ik vertrokken. Het gaat heel goed met me. Mij huwelijk heeft het allemaal glansrijk doorstaan en inmiddels ben ik maat bij een klein advocatenkantoor.
Door mijn psychotherapie kan ik nu relativeren en denk ik positiever over mezelf. Dat stemmetje van “je kunt het niet” hoor ik soms nog. Dat geeft niet. Het maakt dat ik me altijd voor tweehonderd procent inzet. Vroeger deed ik dat om me te bewijzen, nu doe ik dat om iets te bereiken voor mijn cliënten.
Ik heb nu ook het zelfvertrouwen en de positie om cliënten iets te weigeren. Mijn maten vertrouwen erop dat ik dat niet zomaar doe. Ze steunen me. Gaat er hier een keer iets mis, dan raak ik niet in paniek. Mijn maten – topadvocaten – komen er openlijk voor uit dat ze soms ook fouten maken.
De partners bij mijn eerste kantoor durfden dat niet en hielden ook nog eens met niemand rekening, behalve met hun cliënten. Zulke nutcakes zitten op veel advocatenkantoren. Zolang ze veel geld opbrengen, kunnen ze ongehinderd mensen affikken. Maar ondertussen jagen ze iedereen weg, óók de meest waardevolle mensen: de advocaten die intrinsiek gemotiveerd zijn om het goed te doen en die hun vak verstaan. Deze harde werkers lopen het grootste risico om op te branden.
Leidinggevenden kunnen dat voorkomen door hen veiligheid te bieden. Gaat er een keer iets mis, dan moeten ze ervoor zorgen dat die advocaten het voordeel van de twijfel krijgen. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat hun kop er niet afgaat bij een fout.’
Volgende week aflevering 2. De week daarna geven we het woord aan psychotherapeute Carien Karsten, die regelmatig werkt met advocaten met een burn out.