Het Bureau Financieel Toezicht is gisteren door de Kamer van Toezicht in Den Haag niet-ontvankelijk verklaard in een ABC-zaak tegen een notaris, omdat de voorzitter van de kamer niet de bevoegdheid heeft op om basis van artikel 96 lid 2 van de Wet op het notarisambt (oud) een onderzoek door het BFT te gelasten naar de naleving van de Wid/Wet Mot (thans Wwft). De uitspraak is in lijn met een eerdere uitspraak van de Notariskamer van het Hof Amsterdam.De notariskamer oordeelt dat de voorzitter van de Kamer van Toezicht een opdracht heeft gegeven “die buiten zijn bevoegdheid valt’, met als consequentie dat het rapport van het BFT – dat naar aanleiding van dat verzoek van de voorzitter werd opgesteld – niet ten grondslag kan worden gelegd aan een klacht.
Dat houdt tevens in dat “het BFT niet zelfstandig een klacht kan indienen naar aanleiding van het rapport (…) dat betrekking heeft op de naleving van in elk geval de Wet Mot. (…) Ten aanzien van de zelfstandige klacht van het BFT leidt dit tot niet-ontvankelijkheid van het BFT in zijn klacht.”
De uitspraak is nog niet gepubliceerd op rechtspraak.nl. U kunt de link hier vinden zodra dat wel het geval is. Voor de uitspraak van het Hof Amsterdam, klik hier