Een voorzitter die moet beslissen over een schorsingsverzoek van de KNB na een veroordeling van een notaris, heeft beleidsvrijheid bij de beoordeling daarvan. Hij is niet gehouden om hoe dan ook een schorsing uit te spreken. Zo heeft althans de fungerend voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden beslist.
Volgens de KNB is er op grond van de nieuwe Wet op het Notarisambt in deze geen beleidsvrijheid voor de voorzitter, en moet een notaris worden geschorst als bij rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf veroordeeld is, ook al is dat vonnis nog niet onherroepelijk. Met andere woorden: de voorzitter heeft geen bevoegdheid om te schorsen, hij is verplicht om te schorsen. In het concrete geval speelt ook mee dat de notaris werd veroordeeld voor valsheid in geschrifte en het antedateren van een akte, ‘doodzondes’ voor een notaris, aldus de KNB. Na een zeer langdurige rechtsgang loopt er thans nog cassatieprocedure bij de Hoge Raad over de kwestie van het antedateren.
De voorzitter volgt de KNB niet in deze stellingname. “Alleen al het feit dat de wetgever hoger beroep tegen de beslissing van de voorzitter heeft toegelaten, geeft aan (…) dat een in hoger beroep te toetsen bevoegdheid aan de voorzitter wordt toegekend. Hoger beroep zou immers geen zin hebben, indien de voorzitter niets anders kan doen dan na constatering van een nog niet onherroepelijk vonnis (waarover geen misverstand kan bestaan) te schorsen.”
In het concrete geval wijst de voorzitter het schorsingsverzoek ook nog eens af. Het vergrijp van de notaris vond plaats in 2004, en een tuchtrechtelijke beslissing van de kamer van het notariaat wordt verwacht in maart 2013. “Niet valt in te zien welk belang op dit moment met een onmiddellijke voorziening wordt gediend, zeker wanneer de ernstige gevolgen voor (het kantoor van) de notaris in aanmerking worden genomen.”