Houdt het dan nooit op? In de ‘Bloemendaalse broedertwist’ heeft Gijs de Jong eindelijk een overwinninkje geboekt: de rechtbank Noord-Holland heeft bepaald dat hij een resterende vordering à 61.000 euro niet hoeft te betalen aan zijn voormalig advocaat Jerry Hoff. Die leverde namelijk zeer gebrekkig werk af in de procedures tegen Gijs’ broer Jan, aldus de rechter.
Door Joris Rietbroek
Diverse rechters en raadsheren hebben in de afgelopen jaren tientallen uitspraken gedaan in wat ondertussen ‘de Bloemendaalse broedertwist’ is gaan heten. Begin oktober dit jaar wees het Gerechtshof Amsterdam nog een herzieningsverzoek af van Gijs de Jong en zijn partner Pieternel Kouwenhoven (zelf kandidaat-notaris, tot voor kort bij Loyens & Loeff) om een verloren zaak tegen Allen & Overy-notaris Johan Bakker opnieuw onder de loep te nemen.
Bakker was de notaris die ruim tien jaar geleden de ontvlechting van de eigendommen van de vermogende broers Jan en Gijs de Jong mocht regelen, waaronder hun investeringsmaatschappij Nedamco en twee landgoederen in Bloemendaal. Na deze ontvlechting ontstond er ruzie en begon Gijs de Jong zijn tot op heden vruchteloze strijd tegen broer Jan. Hij zou voor ruim twintig miljoen euro zijn benadeeld. Om een lang verhaal heel kort te maken: het Gerechtshof Amsterdam verwees in 2018 alle vorderingen naar de prullenmand.
Sindsdien zijn De Jong en Kouwenhoven ook slaags geraakt met hun voormalige advocaat Jerry Hoff, blijkt uit een wederom gedetailleerde uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 6 november. Hoff had het stel voor de rechter gedaagd wegens onbetaalde declaraties: de rechtbank stelt de vordering van Hoff – na aftrek van 40.000 euro – uiteindelijk vast op ruim 61.000 euro.
Gijs de Jong werpt echter tegen dat hij al die procedures mede hebben verloren als gevolg van gebrekkig werk van Hoff en eist daarom een schadevergoeding. Hier bepaalt de rechtbank dat een eventuele schadevergoeding moet uitkomen op ‘het bedrag waar Hoff nog recht op heeft voor zijn werkzaamheden’, ofwel iets meer dan 61.000 euro.
‘Hoff had feiten niet in de vingers’
En warempel: De Jong haalt hier zijn gelijk. De rechtbank Noord-Holland oordeelt op basis van alle feiten en omstandigheden – en een onderzoeksrapport – dat Hoff zijn cliënten aan het begin van de zaak ‘niet deugdelijk’ heeft geadviseerd zoals een bekwaam advocaat betaamt. ‘In ieder geval is niet gebleken van een uitgewerkt, op maat gesneden (schriftelijk) advies, waarin alle mogelijke scenario’s, uitkomsten en risico’s met de nodige onderbouwing de revue zijn gepasseerd en waarin [gedaagde/eiser1] adequaat en concreet over alle mogelijkheden, waaronder ook de goede en kwade kansen, is geadviseerd,’ aldus de rechter. ‘Dat is wel wat men van een advocaat mag verwachten. Eventuele juridische acties dienen bovendien vooraf gegaan te worden door een deugdelijk onderzoek naar de relevante feiten en onzekerheden die spelen. De rechtbank constateert in dat kader dat Hoff de feiten geenszins in de vingers had toen hij in september en oktober 2014 een start maakte [met de procedure].’
De rechter overweegt dat de advocaat zich hier bewust van moet zijn geweest. ‘Hoff heeft immers zelf gezegd dat het een complicatie was dat [gedaagde/eiser1] zich op allerlei punten weinig tot niets kon herinneren, terwijl aan de andere kant de betrokken (weder)partijen op allerlei essentiële stukken bleven zitten. Hierdoor was de procedure volgens Hoff voor een belangrijk deel een zoektocht naar feiten.’ De rechtbank noemt het in dit licht ‘tekenend dat Hoff de zaak pas laat in de procedure enigszins “door” kreeg.’ Mogelijk werd hij ‘meegezogen’ door de overtuigingskracht van zijn verbeten cliënten.
Ramkoers
Beslissingen van de voorzieningenrechter en het gerechtshof deden Hoff niet het licht zien, constateert de rechtbank: ‘In tegendeel, geconcludeerd kan worden dat Hoff het oordeel van de voorzieningenrechter en het gerechtshof naast zich neer heeft gelegd en zonder aarzeling is doorgegaan op de door hem ingezette (ram)koers.’
Ook in 2016 en 2018 hebben respectievelijk de rechtbank en het hof zich kritisch uitgelaten over de manier waarop Hoff namens zijn cliënten bleef doorprocederen, ‘namelijk opererend in strijd met de waarheidsplicht en met overschrijding van de grenzen van een behoorlijke procesvoering,’ aldus het vonnis van 6 november. ‘Dat Hoff op grond van onvolledige en onjuiste informatie een kansloze zaak heeft aangebracht en ondanks waarschuwingen heeft gecontinueerd acht de rechtbank op grond van de overwegingen van het gerechtshof een inmiddels vaststaand gegeven.’
Dit alles maakt dat Hoff verantwoordelijk is voor de door De Jong geleden schade, stelt de rechtbank. De Jong zou nog juridische kosten moeten betalen, die hij ‘bij een deugdelijke advisering gedeeltelijk niet had hoeven te maken’. Dit bedrag, door de rechtbank vastgesteld op 61.000 euro, geldt als ‘een gedeeltelijke vergoeding voor vergeefs gemaakte advocaatkosten, zoals nog verschuldigd aan Hoff.’ Maar door middel van verrekening met de vordering van De Jong – eveneens 61.000 euro – komt de vordering van Hoff op nul euro uit. En die vordering wijst de rechtbank alsnog af. Verder krijgt de advocaat een proceskostenveroordeling à 6.857 euro.
Hoff: ‘Mijn advocatuurlijke leven gaat gewoon verder’
Hoff stelt in een schriftelijke reactie op het vonnis dat in al die procedures gedurende tien jaar nog veel onduidelijk is gebleven. “De uitspraken over de transacties die in eerste aanleg en appel gewezen zijn, geven mijns inziens nog steeds geen begrijpelijke uitleg over het hoe, waarom en de fairness van deze transacties,” schrijft hij. “Dat rechters daarover uiteindelijk anders kunnen denken dan een advocaat die een eiser bijstaat, kan gebeuren en is ook daadwerkelijk gebeurd.”
Of hij in hoger beroep gaat tegen ‘dit opmerkelijke vonnis’, weet hij nog niet. “Dat het deskundig en te vuur en te zwaard opkomen voor een cliënt en zijn notarieel geschoolde levenspartner mij door diezelfde cliënt opeens jaren later wordt verweten, is een nieuwe ervaring voor mij geweest,” aldus Hoff. “Erkenning van mijn professionaliteit is mij uiteraard veel waard, maar die is niet van deze ene zaak afhankelijk. Mijn advocatuurlijke leven gaat gelukkig gewoon verder.”