Alleen al als een advocaat zich even bemoeit met een dossier, moet hij vervolgens 100% duidelijkheid scheppen over het al dan niet aannemen van de zaak. Een advocaat die dit naliet door – ondanks de wens van zijn cliënt – géén hoger beroep in te stellen, valt een beroepsfout aan te rekenen. Dat stelt de kantonrechter in Rotterdam in een recente uitspraak.
De eiser in de betreffende zaak is een bedrijf dat voor de rechter werd gesleept nadat er fouten waren gemaakt bij de aanleg van een nieuwe tuin. Het bedrijf werd veroordeeld tot betaling van diverse bedragen aan de opdrachtgever en wilde hier hoger beroep tegen aantekenen. In zijn schriftelijke appeladvies stelde de advocaat van het bedrijf dat hoger beroep indienen zonder een deskundige contra-expertise geen zin had. Dit was aan dovemansorengericht: de cliënt zou en moest in appel gaan en dacht dat de advocaat deze opdracht al had aanvaard.
Dat bleek niet het geval: de advocaat stelde geen hoger beroep in en liet hierover niets weten aan de cliënt. Die stelde hem hierop aansprakelijk voor de geleden schade, zo’n 25.000 euro. De advocaat zei voor de kantonrechter dat er van het aannemen van een opdracht geen sprake geweest kon zijn, omdat hij nooit een opdrachtbevestiging had gestuurd. Hij zag namelijk überhaupt geen mogelijkheden in een hoger beroep.
Hoewel de verzekeraar van de advocaat diens aansprakelijkheid afwees, gaf de Raad van Discipline in Den Haag de advocaat een enkele waarschuwing. Hij had nagelaten duidelijk vast te leggen dat hij de hoger beroepzaak niet in behandeling zou nemen. Dit is eveneens het oordeel van de Rotterdamse kantonrechter: de advocaat had een dossier beoordeeld en telefonisch laten weten dat hij een hoger beroep geen kans gaf.
“Daarmee staat vast dat gedaagde zich heeft ‘bemoeid’ met het dossier,” aldus de kantonrechter, ook al bevatte een e-mail namens de cliënt geen duidelijke opdracht, zelfs niet ‘met veel goede wil’. ‘De e-mail is, kortom, zo onduidelijk dat van de advocaat verwacht had mogen worden duidelijkheid te scheppen, door navraag te doen naar de bedoeling ervan. Zo had hij kunnen vernemen of [eiser] hem wel of niet opdracht wilde geven en had hij kunnen beslissen of hij deze opdracht zou willen aanvaarden.’
Zodoende heeft de advocaat volgens de kantonrechter onduidelijkheid laten bestaan en is er sprake van een beroepsfout. ‘Alleen al de bemoeienis van de advocaat met het dossier legt hem de plicht op om het dossier naar behoren te behandelen. Heel concreet betekent dit dat de advocaat vanaf het moment van zijn bemoeienis zal moeten bewaken dat geen termijnen verstrijken en dat er gehandeld wordt als een termijn dreigt te verstrijken. Juist om die reden zal de advocaat volstrekt duidelijk moeten zijn wanneer hij, zoals in dit geval, besluit geen hoger beroep in te stellen omdat hij dit niet kansrijk vindt’.
De rechter geeft hij de advocaat op inhoudelijk vlak uiteindelijk wel gelijk: een hoger beroep in de zaak was gegeven alle omstandigheden hoogstwaarschijnlijk kansloos geweest. ‘Het is uiterst onwaarschijnlijk dat het Gerechtshof tot een ander oordeel was gekomen dan de rechtbank’. De vordering tot schadevergoeding van de eiser wijst hij daarom af.