De begeleiding van advocaat-stagiairs is veel lastiger geworden door de coronabeperkingen. Hoe kun je een stagiair goed begeleiden die vooral vanuit huis werkt? De kreet ‘bel me maar’ werkt niet.
Foto: v.l.n.r. auteurs Christ’l Dullaert, Marc Kraus en Monique van de Griendt
Millennials vinden het lastig om zelf de patroon te bellen of om hulp te vragen, met het risico dat zij verpieteren. Een goede patroon neemt zelf het initiatief en biedt structuur. Dat kan ook door geregeld met de stagiair een wandeling te maken en een coffee-to-go te halen.
De (pro)actieve patroon
Aansturen op afstand is een van de nieuwe onderwerpen in de derde, herziene druk van De (pro)actieve patroon. Het boek werd 8 november in Bussum officieel overhandigd aan Evert-Jan Henrichs, deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten.
“De patroon is van levensbelang voor een stagiair”, aldus Henrichs. Bij grote kantoren gaat het vaak om een formele functie die volgens Henrichs ‘niet altijd de invulling krijgt die je zou verwachten’. Voor de dagelijkse begeleiding zijn er meestal vervangende opleiders. Evenals de (aankomend) patroon zelf kunnen die opleiders aan de hand van het boek de aansturing van de stagiair voorbereiden, onderbouwen en verfijnen.
Directe aanleiding voor deze herziene druk was de nieuwe Beroepsopleiding Advocaten, vertelt Christ’l Dullaert, die het boek schreef met Monique van de Griendt en Marc Kraus. Dullaert is directeur van Le Tableau, bureau voor interim-advocaten en kandidaat-notarissen. Van de Griendt is directeur en oprichter van managementadviesbureau Dialogue in Bussum, waar de presentatie plaatsvond, en Kraus is werkzaam als trainer en coach bij datzelfde bureau. In de nieuwe druk besteden de auteurs ook meer aandacht aan zaken als omgaan met stress en generatieverschillen.
Het belang van een goede patroon kan nauwelijks worden overschat. Dullaert: “Ik zeg altijd tegen mijn studenten: je moet niet een goed kantoor zoeken, maar een goede patroon.” Zij stond met Van de Griendt aan de wieg van patroonscursussen, die inmiddels landelijk verplicht zijn. Een patroon vervult meerdere rollen. Hij of zij is coach, begeleider en opleider, maar ook beoordelaar en rapporteur. Professionalisering van de patroons leidt volgens de auteurs tot beter opgeleide stagiairs en een betere kwaliteit van de advocatuur.
NDAB
Wat maakt nou een goede patroon? Onder leiding van moderator Kees van Oostveen bogen de auteurs zich in Bussum over die centrale vraag, samen met de Amsterdamse deken Evert-Jan Henrichs en Ingrid van Berkel, in 2012 verkozen tot Patroon van het Jaar. Dullaert: “De allerbeste patroons zijn goed sociaal onderlegd en willen zich verbeteren.” Van de Griendt: “Het allerbelangrijkste is dat je het leuk vindt om mensen op te leiden.” Maar dat betekent volgens haar niet dat iedereen zomaar geschikt is, en ze verwijst naar de competentieprofielen in het boek.
In zijn toespraak bij de beëdiging van nieuwe stagiairs omschrijft Henrichs waaraan een goede patroon moet voldoen, vertelt hij. “Als je in een ADHD-omgeving komt, is NDAB nodig. Dat is Niet Declarabel, Aardig en Belangstellend.”
Een patroon is volgens hem iemand die tijd heeft om de stagiair bij de hand te nemen, zowel bij ontwikkeling en technische hulp als op persoonlijk vlak. Zelf is Henrichs opgeleid ‘door een fantastische advocaat, die op menselijk vlak dramatisch was’. Maar als stagiair wil je een aantal rolmodellen zien, aldus Henrichs. “Negatieve rolmodellen werken ook.”
“Ik heb heel veel geluk gehad met mijn patroon indertijd”, zegt Van Berkel. “De B van Belangstellend is voor mij altijd de B van Betrokken geweest. Inhoudelijk, maar ook over hoe het gaat met de stagiair.” Want privéproblemen hebben weerslag op het werk. “Een patroon die niets doet, zou eigenlijk geen patroon moeten zijn.”
Coronatijd
Advocaat-stagiairs leren veel door ‘naast’ de patroon te zitten en gesprekken op de gang. Dat was de afgelopen anderhalf jaar moeilijk of helemaal niet mogelijk als gevolg van het coronavirus. Naar verwachting zal (gedeeltelijk) thuiswerken in de toekomst een belangrijke rol blijven spelen. Maar zonder persoonlijk contact op kantoor en praatjes bij de koffie-automaat is het lastig om stagiairs klaar te stomen tot een goede zelfstandig advocaat. Het gaat immers niet alleen om de overdracht van vakinhoudelijke kennis, maar ook om zaken als beroepsattitude, beroepsethiek en vaardigheden.
Met alleen de mededeling ‘ik ben altijd bereikbaar’ komt de patroon er niet. “Dat is een loze kreet”, aldus Dullaert. “Stagiairs hebben schroom om te bellen. Dat werkt gewoon niet.” Bellen is een enorme drempel voor stagiairs, is ook de ervaring van Henrichs. “Als patroon moet je zelf het initiatief nemen, zeker in coronatijd.”
Een patroon moet dus structuur bieden en zelf het initiatief nemen, daarover was iedereen het eens. Van Berkel: “Mijn stagiaires zeiden dat het heel veel hielp dat de patroon zelf het initiatief nam voor contact.” Het is volgens haar belangrijk om bijvoorbeeld te bellen op vaste momenten en niet de stagiair dit te laten aangeven.
Wat kan een patroon nog meer doen? Dullaert vertelt over een patroon die op vrijdag gestructureerd een wandeling maakt met de stagiair en een coffee-to-go haalt. Kraus: “Een gouden tip is er niet. Het gaat om kleine, praktische dingen. Een patroon vertelde dat ze een kaasplank en een fles wijn rondbrachten, dat zorgde voor connectie.” Kraus geeft verder als tip om bij een digitale meeting met een cliënt voor- en achteraf extra tijd met de stagiair in te plannen.
Henrichs: “Thuiswerken is een fenomeen dat blijft. Een stagiair moet vijf of vier dagen op kantoor zijn. Maar de vraag is: wie is er dan? Dat is een aandachtspunt waar we iets mee moeten.”
Hoofdstuk over stress
Nieuw is een hoofdstuk over stress bij stagiairs, ook gekoppeld aan generatieverschillen. De nieuwe generatie hecht meer aan een goede work-life balance, en is mogelijk stressgevoeliger. Het boek gaat in op hoe je stress kunt signaleren en in kunt dammen. Van de patroon wordt flexibiliteit verwacht. Bijvoorbeeld als een stagiair aankondigt dat-ie weg moet naar yogales om zeven uur. De vraag is vooral hoe zo’n stagiair die mededeling brengt, vindt Kraus. “En het wil niet zeggen dat iemand dan ’s avonds niets meer kan doen.”
Stress kan uiteindelijk leiden tot een burn-out. Maar bore-outs zijn ook een probleem. “Het gaat dan om hele goede stagiairs die zich doodvervelen en niets meer uit hun vingers krijgen”, aldus Dullaert. Van de Griendt: “Daag een stagiair vooral uit waar die goed in is.”
“Het gaat over onder- en overprikkeling”, zo stelt Kraus. “De kans op een bore-out is groter geworden door corona, dat kan leiden tot onderprikkeling en depressieve gevoelens. Stagiairs die alleen thuiswerken, zien niemand.”
Henrichs: “Ik denk dat een bore-out grotendeels door de markt wordt opgelost. Het is ‘seduce me or loose me’. Ze denken: als je geen mooi werk biedt, dan word ik gebeld door een headhunter en ben ik weg.”
Een goede begeleiding van stagiairs is belangrijk voor kantoren zelf. Kantoren zullen zich moeten aanpassen aan nieuwe generaties om talent binnen te houden. Kraus: “Niet iedereen wil automatisch tegen elke prijs blijven. Dat is niet meer vanzelfsprekend.” Van Berkel: “Het gaat niet alleen om generatie, maar ook om diversiteit. Wat is de achtergrond van een stagiair? Eén stijl past niet meer.”
De (pro)actieve patroon verscheen bij Sdu en is ook verkrijgbaar via de (online) boekhandel.