In juli liet Hof Den Bosch weten dat 16 raadsheren opnieuw zijn beëdigd omdat was gebleken dat deze raadsheren(-plaatsvervangers) in belasting- en strafrechtzaken niet op de juiste manier waren beëdigd. Dit was voor de procureur-generaal (PG) van de Hoge Raad aanleiding om cassatie in het belang der wet in te stellen om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over de mogelijke gevolgen van het gebruik van de onjuiste tekst bij de beëdigingen.
PG Bleichrodt heeft nu geconcludeerd dat de onjuiste beëdiging niet hoeft te leiden tot vernietiging van de uitspraken in de zaken die deze raadsheren (mee) hebben behandeld en beslist. Het niet woordelijk volgen van de in de wet bedoelde eedformule brengt volgens de PG niet mee dat de betrokken raadsheren(-plaatsvervangers) niet kunnen worden aangemerkt als een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast. Daarom kan ook niet worden gezegd dat hun beslissingen niet met het wettelijk vereiste aantal raadsheren zijn genomen en kunnen uitspraken die (mede) door deze raadsheren(-plaatsvervangers) zijn gedaan wat de PG betreft in stand blijven.
Rechtsonzekerheid en ernstige vertraging
De PG merkt op dat de onjuiste beëdiging in een groot aantal zaken speelt. Vernietiging van al deze uitspraken zou leiden tot rechtsonzekerheid en ernstige vertraging in de afdoening van zaken terwijl aan het inhoudelijk belang van de beëdiging niet substantieel tekort is gedaan. Het risico dat de raadsheren(-plaatsvervangers) hun ambt in de door hun behandelde zaken anders zouden hebben vervuld als bij de beëdiging wel de juiste tekst was toegepast, is volgens de PG praktisch uitgesloten.
Wel wijst de PG erop dat de beëdiging van rechterlijk ambtenaren op de wettelijk voorgeschreven wijze een rechtsstatelijke waarborg is die moet worden gekoesterd. Hij vindt dat hernieuwde beëdigingen daarom zijn aangewezen in de gevallen waarin niet de in de wet bedoelde eedformule is gebruikt. Dit alles geldt volgens de PG ook voor zaken waarbij de onvolkomenheid zich heeft voorgedaan bij de beëdiging van een advocaat-generaal. Het hof heeft in deze lijn, nadat is ontdekt dat het verkeerde formulier is gebruikt, besloten tot hernieuwde beëdigingen over te gaan. De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 21 oktober 2022.
700 belastingzaken
Bij de 30 raadsheren van Hof Den Bosch die belasting- en strafrecht zaken behandelen is per abuis de eed voor medewerkers bij de raadsheren gebruikt. Ook is het voorgekomen dat wel de juiste eed is afgenomen maar door een voorzitter die zelf niet op juiste wijze beëdigd was. De raadsheren die niet op de juiste wijze beëdigd waren, waren betrokken bij ongeveer 400 strafzaken en ongeveer 700 belastingzaken waarin cassatie is ingesteld of nog mogelijk is. In juli zijn 16 raadsheren bij Hof Den Bosch opnieuw beëdigd. De andere raadsheren worden zo spoedig mogelijk opnieuw beëdigd, in ieder geval voor hun volgende zitting.
Bron: Hoge Raad 13 september 2022, ECLI:NL:PHR:2022:820
Dit bericht is eerder gepubliceerd op Taxence.nl.