Bedrijfsjuristen van grote, internationaal opererende bedrijven geven bij de aanbesteding van hun internationale juridische werk de voorkeur aan Britse advocatenkantoren boven Amerikaanse. 53% van duizend ondervraagde bedrijfsjuristen kiest voor een Brits kantoor, terwijl 34% kiest voor een Amerikaan. Als ze bij deals in meer dan drie juridisdicties moeten kiezen, dan noemt 70% Britse kantoren, en 30% Amerikaanse kantoren. Dat blijkt uit een onderzoek van het Britse onderzoeks- en adviesbureau Acritas.
Volgens Lisa Hart (foto), directeur van Acritas, spelen verschillende factoren een rol. In de eerste plaats vrezen veel bedrijven de claimcultuur in de Verenigde Staten. “There’s definitely an image that the US is a litigious society,” aldus Hart. Andere factoren zijn volgens Hart de goede marketing van Britse kantoren en de geografische nabijheid van die kantoren bij “key international markets”.
Wat ook een rol speelt: veel bedrijfsjuristen denken dat Amerikaanse kantoren duurder zijn. Volgens Hart is dat een misverstand. Amerikaanse kantoren blijken na vergelijking van de tarieven goedkoper te zijn dan de Britse, aldus de onderzoekers.
Acritas interviewde voor het onderzoek 1000 bedrijfsjuristen van bedrijven over de hele wereld. 41% van de bedrijven is gevestigd in de Amerika’s (waarvan 36% in de Verenigde Staten), 35% is gevestigd in Noord-Europa en 24% in Azië en de Pacific. Bedrijven die aan het onderzoek hebben deelgenomen krijgen het onderzoek gratis, aan andere geïnteresseerden wordt het verkocht.
Internationaal juridisch werk is een flinke groeimarkt. Had in 2009 70% van de ondervraagde bedrijven internationaal juridsch advies nodig, in 2010 is dat percentage gegroeid naar 88. De rekeningen voor internationaal advieswerk, dat gemiddeld betrekking heeft op zes landen buiten de eigen jurisdictie van het bedrijf, groeiden vijf keer zo hard als ‘domestic expenses’. Veel daarvan wordt besteed ten behoeve van de zogeheten BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India en China.