Bedrijfsjuristen verdienen gemiddeld meer dan een ton per jaar, ervaren een hoge werkdruk en schakelen regelmatig een advocaat in. Doorslaggevend bij de advocaatkeuze zijn de kosten, de grootte van het kantoor en de aanwezigheid van een internationaal netwerk.
Dat blijkt uit de Nationale Enquête Bedrijfsjuristen 2022-2023 van het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen (NGB), waarvoor de organisatie ‘kwantitatief online onderzoek’ deed onder ruim vierhonderd leden. Het NGB begon in 2021 met een eerste editie van het ledenonderzoek om meer inzicht te krijgen in trends en ontwikkelingen in het vakgebied.
Advocaten veelvuldig ingeschakeld
Uit de enquête blijkt onder meer dat een derde van de respondenten gebruik maakt van interim bedrijfsjuristen, vooral ter vervanging van een collega of om piekdrukte op te vangen. Daarnaast worden ook externe advocaten veelvuldig ingeschakeld: maar liefst negentig procent van de ondervraagden zet hen weleens in, vaak voor litigation of M&A. General counsels schakelen significant vaker een raadsman in voor arbeidsrechtelijke kwesties.
Verder werkt ruim zeventig procent van de bedrijfsjuristen met een vast panel aan advocatenkantoren. Bij de selectie daarvan is vooral de prijs bepalend, gevolgd door de grootte van het kantoor en de beschikking over een internationaal netwerk. Tevens wordt in 21 procent van de gevallen een fixed fee afgesproken, en heerst tevredenheid over het geleverde werk (88 procent).
Ook juridisch adviseurs van buitenaf worden ingezet in de bedrijfsjuristerij, maar in mindere mate: twintig procent maakt hiervan gebruik. De kosten zijn daarbij wederom het belangrijkste criterium, eveneens is ‘een persoonlijke klik’ van belang en werkt 36 procent met een vaste prijs. Voor zowel de inzet van advocaten als andere juridische ondersteuners wordt de wens uitgesproken voor ‘meer pragmatisch en minder theoretisch advies’.
Op naar het general counselschap
Voor veel bedrijfsjuristen blijft – net zoals uit de vorige NGB-enquête bleek – de baan van general counsel een stip op de horizon (veertig procent). Voor degenen die deze positie reeds hebben weten te bemachtigen, wil meer dan de helft deze niet kwijt. Promotie of niet, qua gemiddeld jaarsalaris gaan de ondervraagde bedrijfsjuristen er met zo’n 111 duizend euro bruto zo’n tien procent op vooruit tegenover 2021.
Ruim een derde van de NGB-leden verdient tussen de honderdduizend en 150 duizend bruto per jaar. Het aandeel dat zich met minder rijk moet rekenen – tussen de vijftigduizend en 75 duizend (13 procent) – is aanzienlijk lager dan in 2021. Van de allerrijksten (250 duizend plus) zijn er dan weer meer: drie procent van de respondenten versus twee procent, twee jaar geleden.
Ongeveer de helft beschikt over een opleidingsbudget, dat overigens qua omvang is afgenomen. In 2021 was dat nog ongeveer 3200 euro, nu staat de teller op zo’n 2700 euro. Ook is de gemiddelde bedrijfsjurist minder tevreden met het arbeidsvoorwaardenpakket (71 procent tegenover 74 in 2021), en acht een vijfde dat het ‘(zeer) waarschijnlijk’ is elders te solliciteren. Vooral bedrijfscultuur en salaris zijn beweegredenen daartoe.
Zeer hoge werkdruk
In de enquête is tevens gevraagd naar de ‘juridische infrastructuur’ van bedrijfsjuristen. Daaruit blijkt dat zij het vaakst beschikken over ‘legal entity management’, ‘contract- en dossiermanagement’ en ‘jurisprudentie- en bronnenonderzoek’. De twee laatstgenoemde zijn minder beschikbaar sinds het vorige onderzoek, maar de behoefte daaraan is juist gestegen.
Tot slot geeft ruim de helft (51 procent) van de ondervraagden aan dat zij worden gezien als ‘pragmatisch meedenker/business partner’ binnen de organisatie. Ruim een derde ziet zichzelf als trusted advisor. Verder werkt tachtig procent volgens het contract 36 tot veertig uur in de week, maar in de praktijk werkt bijna de helft van de bedrijfsjuristen meer dan veertig uur. In 2021 was dit meer dan de helft, desalniettemin wordt de werkdruk nog steeds als ‘(zeer) hoog’ ervaren.
Klik hier voor alle onderzoeksresultaten van het NGB.