Na ruim tien jaar aan de ontwikkeling ervan te hebben gewerkt, stelde Mini gisteren de volledig elektrische Cooper S E voor aan de verzamelde vakpers. Advocatie was aanwezig en proefde van de nieuweling, die zijn techniek grotendeels deelt met de BMW i3.
Door Ewoud Hallebeek
Hardlopers zijn doodlopers, zo luidt het Calvinistische gezegde. Of om het wat bijbelvaster te formuleren: de eersten zullen de laatsten zijn. Aldus bezien hebben de Britten het goed aangepakt met hun volledig elektrische Mini. Eerst de zaken uitvoerig evalueren, dan pas met een antwoord komen. Duitse Gründlichkeit, net wat u zegt. Niet voor niets zwaait BMW sinds 2001 de scepter over het merk.
Al in 2008 kwam Mini met een elektrische variant, die in een oplage van 600 stuks werd uitgezet bij fleetowners in Duitsland, Engeland en Amerika. Een proefballonnetje, bedoeld om praktijkervaring op te doen. Dat resulteerde uiteindelijk (in 2013) in de BMW i3. Bij Mini zelf bleef het echter oorverdovend stil, wat deed vermoeden dat het ambitieuze EV-project aldaar tot een roemloos en voortijdig einde was gekomen.
Maar het succes van Tesla trok de zaak weer vlot. De eerste tekenen daarvan zagen we in 2016, met de komst van de Mini Countryman S E: een plug-in-hybride (met zowel een benzine- als een elektromotor) met BMW 225xE-techniek, waarmee maximaal 40 km emissievrij kon worden gereden. Het jaar daarop werd duidelijk dat Mini zich opmaakte voor het echte werk. Op de IAA van Frankfurt toonde het merk de Electric: een studiemodel, zo luidde de officiële verklaring, maar de knipoog die daarmee gepaard ging, ontging niemand. Gisteren trok Mini dan eindelijk, elf jaar na de eerste voorzichtige stroomstappen, het doek van de Cooper S E.
Het recept lijkt simpel genoeg: men neme een gewone driedeurs Mini, voorziet die van de aandrijflijn van de vorige BMW i3s en klaar is Kees. Dat klinkt oneerbiedig, maar is niet ver bezijden de waarheid. De voorwielaangedreven Cooper S E staat niet op een speciaal ontwikkeld platform; de elektromotor huist gewoon onder de motorkap en de accu’s kregen een plaatsje tussen de voorstoelen en onder de achterbank. Je vraagt je bijna af waarom dat ruim een decennium moest duren. Maar goed, voordeel is wel dat de Cooper S E aanvoelt en er uitziet als een normale Mini, met dezelfde binnen- en buitenmaten, en dat zal voor veel mensen een belangrijk aankoopargument zijn. Never change a winning team.
Natuurlijk zijn er verschillen te bespeuren, al moet je daar een behoorlijk geoefende autospotter voor zijn. De grijze (of tegen meerprijs gele) accenten op de buitenspiegels en in het front springen het meest in het oog, gevolgd door de (optionele) asymmetrisch vormgegeven 17-inch lichtmetalen wielen. En dan ben je er wel – de 18 mm grotere rijhoogte valt niemand op.
Voor de rest staat er een hele doodnormale Cooper. De kenmerkende grille is nog steeds aanwezig, zij het volledig gesloten, want zonder functie. Zelfs het oplaadpunt is waar je hem verwacht, namelijk achter het tankklepje. Ook het interieur is ‘typisch Mini’. Achter het stuur een volledig digitaal (5,5 inch) kleurendisplay, in het midden van het dashboard een grote rond cluster met 6,5 inch touch screen, waarop onder meer de laadstatus van de accu en de resterende actieradius worden weergegeven. De versnellingspook is uniek voor dit model. De standaarduitrusting omvat LED-koplampen, gescheiden airconditioning, lichtmetalen wielen, een standkachel en navigatie waarop ook de laadpunten onderweg worden weergegeven.
Actieradius
De elektromotor levert 184 pk en 270 Nm, goed voor de sprint van 0-100 km/u in 7,3 seconden en een begrensde topsnelheid van 150 km/u. Het lithium-ion accupakket heeft een capaciteit van 32,6 kWh en een theoretische (WLTP) actieradius van 232 km. Dat zal, verwachten wij, in de praktijk neerkomen op 180-200 km.
Volgens zijn makers doet Mini hiermee ‘opnieuw een vooruitstrevende zet op het gebied van stedelijke mobiliteit’. Schromelijk overdreven natuurlijk. Anderzijds is het ook allemaal een kwestie van perspectief. ‘Uit marktonderzoek blijkt dat een Mini gemiddeld niet meer dan 37 kilometer per dag aflegt’, aldus productmanager Jacopo Marchetti. In dat licht bezien is 180 km alleszins bruikbaar.
Bovendien, zo stelt Mini, moet je een elektrische auto gewoon opladen als de gelegenheid zich voordoet, ongeacht hoe ‘vol’ de accu is. Daar valt wat voor te zeggen, al was het maar omdat aan een snellader de accu in 35 minuten weer voor 80% opgeladen is (volledig opladen aan een reguliere laadpaal duurt 3,5 uur), maar vooralsnog lijkt de Cooper S E vooral een leven als stadsauto beschoren te zijn. Niet voor niets wordt in het geruchtencircuit al gesproken over een versie met 50 kWh-batterij.
Kart
Volgens Mini rijdt de nieuweling ‘zo scherp en direct als een kart’ en vormen zijn ‘prestaties en dynamische karakter dé norm in zijn klasse’. Het is, kortom, ‘een volbloed Mini’. Waarvan akte. De wereldpremière was, zoals dat dan heet, een ‘statische presentatie’, wat betekent dat er niet gereden kon worden.
De ronkende PR-praat konden wij dus niet op waarheid toetsen, maar vooralsnog is er geen reden om aan het waarheidsgehalte ervan te twijfelen. Tuurlijk, ‘de norm’ hoor je bij alle persintroducties en is over het algemeen niets meer dan een holle frase, maar Mini staat sinds jaar en dag bekend om zijn speelse karakter en vermakelijke rijgedrag, en de Cooper S E lijkt op papier uit het zelfde hout gesneden. De acceleratie komt ruwweg overeen met de 192 pk-sterke benzine Cooper S en 145 kilo extra gewicht (de S E weegt 1.365 kg) voel je onder normale omstandigheden echt niet, terwijl het zwaartepunt 30 millimeter lager ligt.
Status
De Mini Cooper S E, die komende september in Frankfurt zijn publieksdebuut maakt en begin volgend jaar in de showroom staat, is verkrijgbaar vanaf € 34.900; een kleine € 1.500 minder dan een gewone Cooper S. Ter vergelijking: een elektrische VW e-Golf kost € 39.250. Maar dat is, want fantasieloos burgermanvervoer, natuurlijk helemaal geen concurrent. Mini-kopers zijn mode- en statusgevoelig en bereid diep in de buidel te tasten om dat uit te dragen. Daarom ligt de ID.3, als het dan toch een Volkswagen moet zijn, meer in hun straatje. Die is er nog niet, maar is minstens zo hip en zal ruwweg het zelfde kosten als de Cooper S E. En vlak in dat verband ook de BMW i3 niet uit (vanaf € 40.943), om nog maar te zwijgen van de volledig nieuwe Fiat 500 EV, die eveneens op stapel staat.
Waarmee maar gezegd wil zijn dat het segment ‘compact elektrisch’ volop in beweging is. Op dit moment verdringen de fabrikanten elkaar om, in een doorzichtige poging om prospects alvast aan zich te binden, de voorinschrijvingen voor hun binnenkort te verschijnen mini-EV’s over het voetlicht te brengen. Denk aan de Peugeot e-208 (vanaf € 36.250) en de Opel Corsa-e (€ 34.999), ofschoon de ware connaisseur vooral de Honda E op de korrel zal hebben. Wij hebben het donkerbruine vermoeden dat die laatste hét hoofdpijndossier van de Mini Cooper S E gaat worden.