Het automatische ontslag van rechters als zij de 70-jarige leeftijd bereiken, is geen leeftijdsdiscriminatie. Dat heeft de Centrale Raad van Beroep donderdag bepaald, in een zaak die was aangespannen door de inmiddels 71-jarige rechter(-plaatsvervanger) Willem Korthals Altes.
Korthals Altes kreeg – nadat hij 70 jaar was geworden – per 1 januari 2020 eervol ontslag als rechter en rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank Amsterdam Hij wilde echter actief blijven als rechter-plaatsvervanger, maar dat werd geweigerd vanwege de wettelijk gestelde leeftijdsgrens. Leeftijdsdiscriminatie, aldus Korthals Altes, die hierover eerder in de Volkskrant zei: “Roep rechters op als ze nodig zijn en laat ze thuis als het niet meer gaat.”
Volgens de Centrale Raad van Beroep is er echter geen sprake van een verboden leeftijdsonderscheid. De wettelijke leeftijdsgrens van 70 jaar voor rechters is volgens de uitspraak ‘een passend en noodzakelijk middel om twee legitieme doelen te behalen: het waarborgen van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en het bevorderen van de doorstroming binnen de rechterlijke organisatie’.
Rechterlijke ambtenaren worden immers voor het leven benoemd, en het aantal beschikbare plaatsen is relatief beperkt. Door een vaste ontslagleeftijd te hanteren, blijven er functies vrijkomen voor andere, jongere rechters. Dit zorgt kortom voor doorstroming en voor een ‘evenwichtige en diverse personeelsopbouw van verschillende leeftijden, die bijdraagt aan de kwaliteit van de rechtspraak’.
Bovendien is met een vaste ontslagleeftijd het aanstaand vertrek van rechters goed te overzien, zodat er op tijd voor opvolging kan worden gezorgd, stelt de raad. Ook wordt voorkomen dat er individuele besluiten over oudere rechters moeten worden genomen.
Tot slot vindt de Centrale Raad van Beroep niet dat de leeftijdsgrens de belangen van rechters schaadt. ‘De leeftijdsgrens van 70 jaar is een aantal jaren hoger dan de AOW-leeftijd waarop aanspraak kan worden gemaakt op een ouderdomspensioen. Die leeftijdsgrens maakt het dus mogelijk dat rechterlijk ambtenaren hun loopbaan nog een aantal jaren voort kunnen zetten terwijl zij al een ouderdomspensioen (kunnen) ontvangen.’
Overigens mocht Korthals Altes sinds afgelopen najaar alsnog aan de slag als rechter-plaatsvervanger. De Rechtspraak riep immers – tijdelijk – de hulp in van gepensioneerde rechters om de zaakachterstanden als gevolg van de coronacrisis in te lopen.