Hoe staat de Nederlandse advocatuur er nationaal en internationaal voor? We vroegen het ons af in het slothoofdstuk de zeventiende editie van De Stand van de Advocatuur, die eind maart verscheen. We publiceren de analyse nu ook hier, en nodigen u uit om daarover te discussiëren op de groep Dutch Lawyers op LinkedIn.
Door Lucien Wopereis
2011 was voor de advocatuur om twee redenen een historisch jaar. Het aantal eenmanskantoren groeide boven de 50% van het totaal aantal kantoren in Nederland, en in september kwam een recordaantal van circa vijfhonderd advocaten bijeen in Den Haag om te protesteren tegen de bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand. Even daargelaten het succes van de manifestatie, het toonde in ieder geval saamhorigheid onder advocaten.
In economisch opzicht ging het redelijk goed met de Nederlandse advocatuur. Er vielen in 2011 weliswaar een paar kantoren om (Ten Cate in Almelo en Houben in Breda, en internationaal was er het spectaculaire faillissement van Howrey), en de omzet staat bij een groot deel van de kantoren onder druk. Ook nam de omvang van de grote kantoren wat af.
Van grote saneringsrondes was – anders dan in Engeland – het afgelopen jaar in Nederland echter geen sprake. Daling van de omzet is, gelet op de economische omstandigheden in Nederland en Europa, niet meer dan vanzelfsprekend.
Hand in eigen boezem
Recht zo die gaat, dus? Dat ook weer niet. In de eerste plaats zullen zeker hardere klappen gaan vallen als het economisch herstel uitblijft. Het verminderen van het M&A-werk kon door de advocatuur tot dusver nog ten dele worden opgevangen met herstructureringen en faillissementen. De vraag is hoe lang dat nog gaat.
Bedreigingen komen ook uit een andere hoek. De politiek heeft de advocatuur in het vizier. Er zou een onafhankelijke toezichthouder – benoemd door de overheid – moeten komen voor de advocatuur. Verder wordt er fors bezuinigd op de gefinancierde rechtsbijstand en ligt het verschoningsrecht nog altijd onder vuur.
De advocatuur reageert op die aanvallen zoals altijd: bedreiging van de rechtstaat enzovoort enzoverder. Ook al heeft de advocatuur daar gelijk in, het argument raakt zo langzamerhand sleets. Waar elke beroepsgroep in Nederland zich inmiddels moet verantwoorden in het publieke domein, verschuilt de advocatuur zich steeds achter hetzelfde rechtstatelijke muurtje.
Daar kan de advocatuur op zich niet zoveel aan doen, maar een hand in eigen boezem lijkt ook nodig. De gang van zaken rond de kredietcrisis was in dit opzicht veelzeggend. Een aantal M&A-advocaten ging bij de Orde ‘met de benen op tafel’ vrijblijvend zitten bomen over de rol die de advocatuur bij het ontstaan van de crisis wel of juist niet had gespeeld. Was de advocatuur instrumenteel, faciliterend of zelfs initiator van achteraf bezien dubieuze constructies?
Wat er is besproken, weten we niet. Men vond het absoluut niet nodig om het publiek te informeren over de gemaakte analyse of eventueel getrokken conclusies. Waarschijnlijk waren de deelnemers vooral bang om slapende honden wakker te maken, en zo het onheil over zichzelf af te roepen.
Nog onlangs was dezelfde reflex zichtbaar. De Algemene Raad ging in november 2011 ineens besloten vergaderen met het College van Afgevaardigden over de aanstaande nieuwe Advocatenwet: vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie en ook de media werden niet uitgenodigd, terwijl dat al jaren usance is. Als het echt spannend wordt, is het met de transparantie kennelijk snel gedaan. Hoe dan ook, de advocatuur raakt op die manier in een zelfgekozen isolement, en bevestigt het bij velen bestaande beeld van een vrijwel onaantastbare beroepsgroep.
En de politiek – met een voormalige crimefighter in de frontlinie – denkt: onaantastbaar? Dat zullen we nog wel eens zien. Zo bezien krijgt de advocatuur de rekening gepresenteerd van de eigen arrogantie. Of misschien beter: de eigen angst.
Internationaal
Een andere vraag is hoe de Nederlandse advocatuur het doet in internationaal opzicht. Waar de grote Angelsaksische kantoren verwikkeld zijn in een vlammende race naar global presence, lijkt de Nederlandse advocatuur zich toch vooral te concentreren op de eigen polder.
Natuurlijk, De Brauw Blackstone Westbroek is in 2010 neergestreken in Bejing en Loyens & Loeff opende onlangs een vestiging in Hong Kong, maar de schaal en het tempo van die operaties is niet te vergelijken met die van de grote Angelsaksische kantoren. Er gaat haast geen dag voorbij of in Azië, Latijns Amerika, Australië, Afrika of Canada wordt door die kantoren een nieuwe vestiging geopend, of men fuseert er met locale partners.
Dat is geen kritiek. De vraag is wel of het voor de Nederlandse advocatuur op de langere termijn een houdbare positie is. Het internationale bedrijfsleven wordt steeds internationaler, en het doet vanuit het oogpunt van efficiëntie waarschijnlijk liever zaken met een kantoor dat zich kan bedienen van een betrouwbaar wereldwijd netwerk. Cliënten hoeven dan immers zelf niet op zoek naar locale juridische expertise. Dat kan betekenen dat de Nederlandse advocatuur steeds meer regionaliseert, en ook langzaam marginaliseert.
Een indicatie in die richting is dat de Top 50 van Nederlandse advocatuur in omvang de afgelopen tien jaar nauwelijks is gegroeid, en de afgelopen twee jaar is gekrompen. De balie als geheel groeit als kool, maar de grote kantoren hebben de groei van het aantal advocaten volstrekt niet geabsorbeerd.
Relatie met de bedrijfsjurist
Tot slot de bedrijfsjurist in relatie tot de advocatuur. Er wordt veel gesproken en geschreven over de toenemende druk op de door de advocatuur gehanteerde uurtarieven, maar in Nederland lijkt dat vooralsnog mee te vallen. We interviewden het afgelopen jaar tien in-house counsel en die zeggen zonder uitzondering dat ze er op dat punt met de advocatuur wel uit komen.
Maar ook hier geldt: als de economische omstandigheden verslechteren, dan kan de advocatuur er van uitgaan dat het bedrijfsleven de duimschroeven zal aandraaien. Dat zal dan resulteren in meer druk op de tarieven, of een vlucht naar de in opkomst zijnde goedkopere aanbieders van juridische dienstverlening.
Het is op dit punt zinvol om te kijken naar Engeland, waar een grootscheepse liberalisering van de juridische dienstverlening op stapel staat. Advocatenkantoren hoeven niet langer eigendom te zijn van advocaten, winkelketens en belangenorganisaties kunnen door middel van Alternative Business Structures in de juridische dienstverlening stappen. Dat geldt ook voor grote juridische afdelingen van bedrijven. Veel kleinere Britse advocatenkantoren met het traditionele uurtje-factuurtje hebben het nu al moeilijk, en ze gaan het nog veel moeilijker krijgen als de Tesco’s en Co-op’s vol gas gaan geven.
In Nederland is het niet zover. In de polder stromen de rivieren traag. Maar stromen doen ze wel, en af en toe onstuimig.
Wat vindt u van de analyse? Discussieer mee op LinkedIn, de groep Dutch Lawyers