De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) heeft een advies omtrent het toekomstige toezicht op de advocatuur aan de minister voor Rechtsbescherming aangeboden. Volgens de raad zouden de meestverdienende advocaten hiervoor meer moeten bijdragen, bovendien moeten er niet-advocaten in het bestuur.
De afgelopen maanden is er door de NOvA goed geluisterd naar de eigen leden, maar ook naar kritische vragen uit de Tweede Kamer en de samenleving. Binnen de balie is iedereen het erover eens dat het toezicht op de advocatuur versterkt moet worden. Het idee dat er daarom één landelijke toezichtautoriteit (LTA) moet komen, wordt ook binnen de NOvA gedragen. De LTA moet worden ondergebracht bij de NOvA, zodat het orgaan onafhankelijk van de Staat kan functioneren.
De ‘blik van buiten’ – niet-advocaten die in het bestuur van de LTA plaats moeten nemen – wordt nu ook door de algemene raad geaccepteerd. Minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind pleit al enkele maanden voor deze niet-advocatuurlijke vorm van toezicht, om onafhankelijk van het orgaan te bevorderen. De raad gaat hier nu in mee, en stemt in zolang een minderheid van het drie- of vijfkoppig bestuur niet-advocaat gaat zijn.
Jaarlijkse bijdrage
Ook waren er aanvankelijk veel zorgen binnen de advocatuur over de bekostiging van het nieuwe systeem. De kosten moeten door advocaten zelf gedragen worden, en deze zullen naar verwachting hoger zijn dan momenteel het geval is. De raad is daarom van mening dat deze jaarlijkse bijdrage niet voor iedereen gelijk zou moeten zijn: “de bijdrage aan het toezicht wordt evenredig verdeeld waarbij de meer kapitaalkrachtigen binnen de balie een grotere bijdrage zullen leveren.”
De kosten voor het toezicht zullen deels doorberekend worden aan de rechtzoekende. Bij de sociale advocatuur is dat echter niet mogelijk, en deze mag door de stijgende kosten niet verder onder druk komen te staan. Door differentiatie van de jaarlijkse bijdrage moet dit voorkomen worden.