Veel bleef woensdag onduidelijk in het kort geding dat advocatenkantoor Prakken d’Oliveira heeft aangespannen tegen de Nederlandse Staat wegens het door de veiligheidsdienst AIVD afluisteren van dat kantoor. Zijn advocaten nu ‘direct’ of ‘indirect’ – via een tap op de telefoon van cliënten – afgeluisterd? Wat is de omvang van de afluisterpraktijken? En wat is er eigenlijk precies tegen een voorafgaande toetsing van een tapverzoek door een rechter?
Door Lucien Wopereis
De aftrap wordt verzorgd door Michiel Pestman van Prakken d’Oliveira. Hij vertelt over de schok die de bekendmaking van de afluisterpraktijken – “systematische schending van de geheimhoudingsplicht” – op het kantoor teweegbracht, maar ook onder de klanten van het kantoor. “Klanten maken zich grote zorgen, en vragen zich of ze bij ons wel in goede handen zijn. We krijgen veel vragen, ook uit het buitenland.” Pestman wijst ook op de praktische gevolgen: dat je een cliënt altijd persoonlijk moet ontmoeten, dat vrijwel niets meer over de telefoon kan worden besproken.
Zijn kantoorgenoot Tomasz Kodrzycki pleit voor rechterlijke toetsing vooraf van tapverzoeken. Nu worden die na de handtekening van de minister van Binnenlandse Zaken of Defensie achteraf getoetst door de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD), maar die is volgens de advocaat niet voldoende onafhankelijk. Ook heeft deze toezichthouder onvoldoende macht: “Ze kunnen blaffen, maar niet bijten.”
Olivier van Hardenbroek (Delissen Martens) pleit namens de CCBE, de Europese koepelorganisatie van Europese balies. De CCBE heeft zich in de procedure gevoegd omdat het de belangen van alle Europese advocaten – of eigenlijk: de cliënten – in het geding acht. Ook hij vraagt om een voorafgaande rechterlijke toets van tapverzoeken. Sterker nog, eigenlijk wil de CCBE een afluisterverbod van geheimhouders.
Volgens kantoorgenoot Sébas Diekstra worden advocaten door de afluisterpraktijken (door AIVD, maar ook de MIVD) ernstig belemmerd in de uitoefening van hun beroep. Diekstra staat veel militairen bij die een conflict hebben met hun werkgever: het ministerie van Defensie. “Die cliënten beschikken vaak over informatie die zij hebben verworven tijdens hun werk, en die ze nu moeten inzetten om zichzelf te beschermen. Ze willen natuurlijk niet dat het ministerie daar voortijdig achter komt.”
Landsadvocaat Daalder vindt dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen het verschoningsrecht in relatie tot het strafrecht en het verschoningsrecht in relatie tot de nationale veiligheid. Het verschoningsrecht is in het eerste geval sterker dan in het tweede geval. “Nationale veiligheid is geen rustig bezit. Er moeten diepgaande inspanningen door de veiligheidsdiensten worden geleverd om de veiligheid te waarborgen.”
Daar komt volgens Daalder bij dat de normen van artikel 25 van de Wet op de veiligheids- en inlichtingendiensten strak in acht worden genomen. “Dat betekent dat het afluisteren noodzakelijk moet zijn voor het uitvoeren van de taak van de veiligheidsdienst, en dat het moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.” En toezichthouder CTIVD is helemaal geen tandeloze tijger, maar een club met “buitengewoon onafhankelijke en zware mensen”.
Zijn college Bitter wijst er herhaalde malen op dat door eisers gemaakte vergelijking met de Telegraaf-zaak niet opgaat. In die zaak besloot het Europese Hof dat er een voorafgaande toets door een rechter moet zijn, als een veiligheidsdienst probeert de bron van een journalist te achterhalen. “Het Europese Hof besloot daartoe omdat het bekend worden van een bron nooit meer teruggedraaid kan worden. Daarvan is hier geen sprake.”
De Haagse rechtbankpresident wil in de tweede ronde vooral van de landsadvocaat weten wat er nou eigenlijk tegen een voorafgaande toets is door de rechter. Hij acht dat voor de veiligheidsdiensten best werkbaar, zo laat hij weten. Landsadvocaat Bitter stelt dat dat een zaak van de wetgever is. Verder is een dergelijk toets volgens Bitter ook nooit voorgesteld door commissies die zich met de veiligheidsdiensten bezighouden.
Advocaat Pestman is intussen niet erg te spreken over het betoog van de landsadvocaat. “Het komt er op neer dat men zegt: het klopt dat er wordt getapt en het klopt dat er wordt meegelezen. Wij moeten er intussen maar op vertrouwen dat dat allemaal netjes gebeurt. Met die blauwe ogen moeten we het maar doen.”
Uitspraak over twee weken.