Advocaten kunnen iets later in hun carrière te maken krijgen met een forse dip in hun betrokkenheid bij werk en kantoor. Dat blijkt uit het Loopbaanonderzoek Advocatuur van het Amsterdam Center for Career Research van de Vrije Universiteit Amsterdam (in samenwerking met de Orde, Le Tableau en Dialogue), deze week exclusief als bijlage bij deze editie van Advocatie.nl. Volgens onderzoeker Josje Dikkers moeten advocatenkantoren goed gaan nadenken over het traditionele en sterk hiërarchische loopbaanmodel. “Het gevaar bestaat dat de advocatuur wordt ingehaald door de tijd.” Een interview.
Het loopbaanonderzoek werd uitgevoerd in twee ronden, in 2007 en in 2008. De deelnemers werd in die twee ronden gevraagd een score te geven tussen 1 en 7 voor de factoren ‘Vitaliteit in het werk’, ‘Toewijding aan het werk’ en ‘Opgaan in het werk’. Op al deze factoren is de score in de tussenliggende periode met precies een punt gedaald. Vitaliteit scoorde in de eerste ronde van 2007 een 4.8, in de tweede ronde van 2008 is dat gedaald naar 3.8. Toewijding daalde van 5.1 naar 4.1, en opgaan in het werk van 4.4 naar 3.4.
Dat lijkt een forse daling. Kunt u de resultaten afzetten tegen onderzoek in andere beroepsgroepen?
”Nee, er er is nog niet zoveel longitudinaal loopbaanonderzoek verricht. In zijn algemeenheid kun je wel stellen dat de betrokkenheid van professionals in de loop van de tijd redelijk stabiel is. Het beeld uit dit onderzoek wijkt daar behoorlijk van af. Daar komt nog iets bij: in 2007 onderzochten we een groep van 892 advocaten met een gemiddelde leeftijd van 37 jaar. Van die groep zijn 111 advocaten tussen de eerste ronde en de tweede ronde van kantoor veranderd, of helemaal uit de advocatuur gestapt. Bij de eerste meting gaf ook 25% aan dat ze overwogen om het kantoor of de advocatuur te verlaten. Dat zijn mijns inziens frappante cijfers.
Er is dus een grote groep uit de advocatuur vertrokken of van kantoor veranderd. Je zou verwachten dat de overblijvers goed scoren op betrokkenheid bij het werk en het kantoor, maar dat is niet het geval.”
Wat is er aan de hand?
”De advocatuur is een arena, met veel wedijver en strijd. Advocaten maken lange werkdagen en concurreren onderling keihard op cliënten, zaken en declarabele uren. Als ze er dan na verloop van tijd achter komen dat het ze niet gaat lukken om door te stromen en partner te worden, dan komen ze voor de vraag te staan: wat nu? Je hebt enorm veel geïnvesteerd, maar je blijft steken. Die frustratie zou heel goed tot uitdrukking komen in een verminderde betrokkenheid bij het werk.”
Moeten kantoren daar wat tegen doen?
”Dat denk ik wel, want er dreigt kapitaalverlies. Je kunt je afvragen of het traditionele en sterk hiërarchische loopbaanmodel, up or out, nog wel bij de tijd is. Nu is het crisistijd, en is het verlies van een advocaat misschien niet zo heel erg, maar er komt natuurlijk ook weer een periode dat je je dat als kantoor eigenlijk niet kunt veroorloven.
Volgens mij moet de advocatuur nadenken over alternatieven. Je kunt je voorstellen dat er een soort plateaus komen, waar de advocaat als het ware een tijdje stationair kan draaien, en daarna een doorstart kan maken. Of dat er aparte functioneringsprofielen komen voor zeer gespecialiseerde advocaten.
Het heeft ook te maken met de positie van HRM-functionarissen binnen het advocatenkantoor. Die hebben wel oog voor dit soort problemen, maar ze hebben vooral bij de wat kleinere kantoren te weinig formele macht.”
Zijn er andere mogelijkheden om de betrokkenheid bij het kantoor en het werk te vergroten?
”De respondenten in het onderzoek hechten aan autonomie in het werk en een goede ondersteuning. Ook vinden ze goede opleidingsmogelijkheden van groot belang. Dat zijn een soort randvoorwaarden die door het kantoor ingevuld kunnen worden. Een sterk negatieve factor is als advocaten het gevoel hebben dat er binnen het kantoor gedaan wordt aan vriendjespolitiek. Kantoren doen er daarom verstandig aan om te zorgen voor transparante beoordelingscriteria en partnertrajecten. De advocatuur is, als je erover nadenkt, een aparte beroepsgroep. Het zijn vaak eigenwijze professionals met een groot ego, net als onderzoekers of andere hoogopgeleide dienstverleners overigens. Toch laten advocaten zich binnen de kantoren in een heel strak keurslijf hijsen. Dat is een vreemde tegenstelling, en een waarvan je je kunt afvragen of die zo langzamerhand niet moet verdwijnen.”