Politieagenten die op een kwade dag zelf als verdachte of getuige worden aangemerkt in een geweldsdelict, kunnen sinds eind oktober een beroep doen op een poule met 19 gespecialiseerde strafrechtadvocaten. Twee advocaten die hiervoor door de Nationale Politie zijn uitverkoren aan het woord: “Zo’n schiettraining laat ik natuurlijk niet lopen.”
Door Joris Rietbroek
De Haagse advocaat Max Vermeij kreeg op zaterdag 24 november 2012 een telefoontje: een politieagent had op station Den Haag Hollands Spoor een 17-jarige, (achteraf) ongewapende jongen doodgeschoten. Vermeij stond de agent bij toen het Openbaar Ministerie besloot hem strafrechtelijk te vervolgen. De politieman werd eind 2013 vrijgesproken van moord en doodslag. “Van alle zaken die ik heb gedaan waarbij politiemensen betrokken waren, is dat de heftigste geweest,” vertelt de advocaat.
Vermeij’s toenmalige kantoor Sjöcrona Van Stigt had een overeenkomst met de Haagse politie: in gevallen van politieambtenaren die betrokken raakten bij strafrechtelijke onderzoeken na geweldsincidenten werd dit kantoor ingeschakeld. Vorig jaar juni startte hij met twee collega’s Noorduyn Vermeij Van Straalen Advocaten, een van de tien kantoren die is geselecteerd voor de advocatenpoule van de politie. “Bij mijn weten zijn de betreffende kantoren geselecteerd op basis van goede ervaringen uit het verleden.”
Sinds 2010 staat Vermeij nu en dan politieagenten bij, tot nu toe in zo’n tien zaken. Het voornaamste verschil tussen bijstand aan reguliere cliënten in strafzaken en politieagenten wat hem betreft: “Agenten weten al meer van de wet, ze kennen de regels op het vlak van geweldstoepassing en weten wat een verhoor is. Dat maakt het makkelijker om met je cliënt te overleggen over de situatie, alleen al omdat je sneller ter zake kunt komen. Het is voor de verdachte hooguit moeilijker terug te halen wat er op het moment zelf precies is gebeurd, vanwege de hoeveelheid adrenaline in het lijf.”
Split second beslissing
Wat zo’n zaak volgens Vermeij complexer maakt, is dat een agent zich per definitie niet kan onttrekken aan geweld, mocht een situatie erom vragen. “Een stapje terug doen is er niet bij,” zegt hij. “In bepaalde situaties moeten agenten in een split second een beslissing nemen en zich intussen wel houden aan de geweldsinstructie. Daar worden ze natuurlijk in getraind, maar de spanning bij reële situaties is niet goed na te bootsen.”
De advocaten in de poule mogen zulke trainingen binnenkort zelf meemaken, zoals een schiettraining en een zogenoemde AMOK-training, waarbij agenten de benadering van een gewapende verdachte oefenen. Niet dat Vermeij het bijwonen van zulke trainingen noodzakelijk vindt om zijn werk goed te kunnen doen, nuttig lijkt het hem wel. “Zo kun je je nog beter verplaatsen in de agent die zulke lastige beslissingen moet nemen.”
Verplaatsen in de situatie
Het lijkt de Amsterdamse advocate Lian Mannheims vooral aardig om eens mee te maken, zo’n schiettraining, maar op zich zou ze het niet nodig hebben. Al is het maar omdat zij vanuit het door haar medeopgerichte kantoor De Roos en Pen al ruim dertig jaar agenten van het Amsterdamse politiekorps bijstaat. “Natuurlijk laat ik zo’n schiettraining niet lopen, maar in die jaren heb ik al zoveel ingelezen en meegevoeld dat ik me prima kan inleven,” zegt ze. En los daarvan: “Een goede advocaat hoeft niet in de situatie van een cliënt te staan om toch goed te begrijpen wat er aan de hand is. Daarvoor hoef ik niet zelf te schieten.”
Mannheims heeft in de afgelopen dertig jaar alle mogelijke verdenkingen wel zien passeren als het gaat over agenten in het beklaagdenbankje. Bij de zaken die voor de rechter kwamen en waar zij als advocate bij betrokken was, kwam het nooit tot een veroordeling, kan ze met enige trots zeggen. “De zwaarste gevallen zijn uiteraard die waarbij een arrestant komt te overlijden, al gebeurt dit gelukkig niet veel,” vertelt Mannheims. “Het gebeurt vooral dat iemand aangifte doet vanwege bijvoorbeeld geweld bij een arrestatie of letsel bij een achtervolging. Daarnaast zijn er veel artikel 12-procedures: iemand gaat in beroep tegen een besluit van het Openbaar Ministerie om niet te vervolgen.”
In de gevallen waarbij een politieagent wegens een schietincident vervolgd wordt, spreekt Mannheims eerder van een inschattingsfout dan een misdrijf. “Het is voor een politieagent ontzettend moeilijk om snel die beslissing te moeten nemen. Als het mis gaat, is er immers direct sprake van letsel of zelfs overlijden, wat heel heftig is. Toch waren in de zaken die ik heb behandeld de omstandigheden er altijd naar. Als daarin politiegeweld was gebruikt, werd dit door de rechtbank of uiteindelijk het gerechtshof altijd gehonoreerd.”
‘OM moet voortvarender handelen’
Agenten mogen dan in theorie al weten wat een verhoor inhoudt, van hun gemiddelde kennis van het wetboek is Mannheims niet erg onder de indruk. “Die is meestal niet om over naar huis te schrijven. Daarbij is de situatie volkomen anders als ze bij een verhoor opeens aan de andere kant van de tafel zitten. Op dat moment is een politieambtenaar ook emotioneel betrokken bij de zaak en hebben zij een advocaat die zakelijk blijft evengoed hard nodig.”
Als er na politiegeweld een dode te betreuren valt, is het volgens Mannheims ‘in het belang van alle partijen’ dat het Openbaar Ministerie en de Rijksrecherche – in zo’n geval verantwoordelijk voor het onderzoek – zo snel mogelijk handelen. “Agenten schieten niet voor hun lol,” is haar overtuiging. “Als een arrestant overlijdt, moet het OM zo’n zaak veel voortvarender oppakken. “Ik heb meegemaakt dat er zes jaar passeerden vanaf de aangifte door nabestaanden, het besluit van het hof dat het OM moest vervolgen tot aan vrijspraak door de rechtbank. Mensen gaan kapot in die tussentijd.”