JPR Advocaten wordt op grond van fiscale redenen binnen afzienbare tijd een coöperatie, Houthoff Buruma deed dat al bijna een jaar geleden. Ook andere advocatenkantoren blijken hiermee bezig te zijn, maar willen dat nu nog niet aan de grote klok hangen. Waarom gekozen voor de coöperatie?
We ontvingen de volgende uitleg van een specialist op dit terrein, advocaat en belastingadviseur Wim Nan van Loyens & Loeff: “In het kader van aansprakelijkheidsbeperking zijn vele maatschappen hun onderneming gaan drijven in de vorm van een NV. Fiscaal is daarvan de consequentie dat het bedrijfsresultaat belast wordt op het niveau van de NV. Anders dan een maatschap is een NV namelijk zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.
Nederland heeft al jarenlang de zogenaamde deelnemingsvrijstelling. Onder toepassing van de deelnemingsvrijstelling konden de winsten die belast waren op het niveau van de NV worden doorbetaald aan de praktijk BV’s, zonder dat die praktijk BV’s daarover nog een keer belast werden.
Op die manier bleef er (tot 2007) in totaal sprake van één keer belastbaarheid voor de vennootschapsbelasting. Vroeger op het niveau van de praktijk BV’s en na de omzetting in een NV, tot het niveau van de belastbare winst voor vennootschapsbelasting, op het niveau van de NV.
Tot 2007 gold, op basis van met belastinginspecteurs gemaakte afspraken, de deelnemingsvrijstelling voor iedere praktijk BV. Vanaf 2007, met echter een driejarige overgangsregeling, was er de noodzaak dat je tenminste 5% van de aandelen in een NV bezit voordat je de deelnemingsvrijstelling krijgt. Voor grotere samenwerkingsverbanden (meer dan 20 aandeelhouders) resulteerde dit erin dat de deelnemingsvrijstelling niet langer van toepassing zou zijn op het niveau van de praktijk BV.
Nu zijn er diverse mogelijkheden om de daardoor ontstane dubbele heffing te voorkomen. Eén daarvan is om, in plaats van in een NV vorm, de onderneming uit te oefenen in de vorm van een coöperatie. Daar waar bij een NV het aandelenbelang tenminste 5% moet zijn, geldt voor een coöperatie, die haar resultaat uitkeert aan haar leden, niet de eis dat er een minimale deelname is. Met andere woorden, ook indien er meer dan 20 leden van een coöperatie zijn, kunnen de winsten die voor vennootschapsbelasting worden gerealiseerd op het niveau van de coöperatie belastingvrij worden ontvangen door de leden (praktijk BV’s).”