Twee advocaten die een advocaatstagiaire een side letter lieten tekenen om zo te ontkomen aan voorwaarden van de Raad van Toezicht inzake het arbeidscontract met de stagiaire, hebben zich schuldig gemaakt aan misleiding van de Raad van Toezicht. Ze krijgen een schorsing van dertien weken aan de broek, waarvan elf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De getuchtigde advocaten suggereren intussen dat ze het slachtoffer zijn van ‘foul play’ door Ordefunctionarissen.
De advocaten sluiten een contract met de stagiaire, maar dat contract stuit op bezwaren bij een lid van de Raad van Toezicht. De in het contract opgenomen voorwaarden betreffende tussentijdse opzegging en het relatiebeding moeten worden aangepast, want die zijn te streng. Pas na aanpassing kan de stagiaire, overigens geen net afgestudeerde rechtenstudent maar een voormalig notaris met zestien jaar ervaring, worden beëdigd.
De twee advocaten sturen een nieuw arbeidscontract met aangepaste voorwaarden naar de Raad van Toezicht, maar laten de advocaatstagiaire ook een side letter tekenen waarin staat dat het oorspronkelijke, afgekeurde contract tussen hen blijft gelden. Op die manier zou de stagiaire zo snel mogelijk beëdigd kunnen worden, in plaats van dat deze wordt tegengehouden op ‘onheuse gronden’. Het tweede contract wordt door de Raad van Toezicht goedgekeurd.
Als de advocaat na twee jaar inderdaad opzegt, beroepen de twee advocaten zich bij de rechtbank Noord-Nederland op de side letter. Daarmee komt de zaak aan het rollen. De deken dient een klacht in tegen de advocaten, met uiteindelijk de schorsing tot gevolg. ‘De raad is van oordeel dat de klacht gegrond is omdat verweerders met de opstelling van de overeenkomst van 16 november 2010 en de daarbij gevoegde side letter de Raad van Toezicht hebben misleid. Uit de side letter blijkt immers dat het niet de bedoeling is geweest van verweerders om de overeenkomst van 16 november 2010 daadwerkelijk van kracht te doen zijn, hetgeen zij de Raad van Toezicht wel wilden doen geloven.’
Slachtoffers
Tussen neus en lippen door is in de beslissing te lezen dat de twee advocaten een heel andere kijk hebben op de kwestie, hetgeen ze overigens op het verwijt komt te staan dat ze de ‘ernst van hun handelen onvoldoende inzien’. De twee advocaten schrijven in de dagvaarding van de advocaatstagiaire dat ze hebben gedaan wat ze hebben gedaan, omdat ze de voorganger van de advocaatstagiaire – ‘een goede advocaat’ – zijn kwijtgeraakt aan het kantoor van de deken. Door de nieuwe advocaatstagiaire aan strenge regels te binden in het arbeidscontract, hopen ze herhaling te voorkomen.
In de dagvaarding omschrijven ze het als volgt: ‘Bij de overeenkomst, reeds aangegaan, bovendien bij vol verstand van beide partijen, is uiteraard de Raad geen partij; concurrenten van B. B.V. op de arbeidsmarkt zijn de (kantoren van) leden van de Raad (waarin ook was vertegenwoordigd het advocatenkantoor … dat de voorgangster van V.W. heeft ‘weggekocht’ en aansluitend poogde zich de erfrecht- en personen- en familierecht praktijk van B. B.V. toe te eigenen) weer wel, waar overigens sommige (kantoren van dergelijke) leden van de Raad, zo is B. B.V. uit eigen ervaring bekend, ook relatiebedingen met eigen advocaatstagiaires, weet, althans wist aan te gaan…’
Voor zover de advocaten beweren dat het handelen van de Raad van Toezicht ‘hen er als het ware toe noopte te handelen zoals zij hebben gedaan’, krijgen ze van de Raad van Discipline nul op het rekest: ‘Het is een advocaat absoluut niet geoorloofd om in strijd met de waarheid de inhoud van een overeenkomst met een medewerker anders aan een lid van de Raad van Toezicht voor te spiegelen dan wat er werkelijk is afgesproken. Verweerders zijn niet gedwongen om zo te handelen, zij hebben zelf een verkeerde keuze gemaakt om hun eigen belang bij een spoedige beëdiging te dienen. Daar komt bij dat verweerders de ernst van hun handelen onvoldoende inzien. Ondanks dat zij hebben verklaard dat zij fout hebben gehandeld, hebben zij naar voren gebracht dat hun handelen enigszins gerechtvaardigd was. De klacht is dan ook gegrond.’