Het was een emotionele bijeenkomst, dinsdagmiddag in Zeist. Algemeen deken Jan Loorbach sprak met ongeveer zeventig advocaten in dienstbetrekking over de gevolgen van de Akzo Nobel-zaak. Daarin besliste het Europese Hof van Justitie in het voorjaar van 2010 dat de advocaten in dienstbetrekking zich in mededingingszaken niet kunnen beroepen op het verschoningsrecht. Loorbach stelt dat de Algemene Raad van de Orde geen “twee soorten advocaten wil”. De zaal reageert gepikeerd: “U heeft het wèl over mijn bestaansrecht.”
Door Lucien Wopereis
Loorbach begint voortvarend. Hij poneert de volgende ‘werkhypothese’: de Akzo Nobelzaak heeft duidelijk gemaakt dat er inmiddels twee soorten advocaten zijn: zij die zich ten volle op het verschoningsrecht kunnen beroepen en zij – de advocaten in dienstbetrekking – die dat niet altijd kunnen. “Dat moet linksom of rechtsom worden opgelost. Óf alle advocaten hebben verschoningsrecht, óf we nemen afscheid van de mogelijkheid om in die situatie advocaat te zijn”. Hij voegt er nog wel aan toe dit het hier een ‘voorlopige benadering’ betreft van de Algemene Raad.
Doke Sweere, voorzitter van de sectie advocaten in dienstbetrekking van het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen en ‘lijdend voorwerp’ in de Akzo Nobelzaak, laat meteen weten weinig waardering te hebben voor het voorlopige standpunt van de Algemene Raad. Volgens hem gaat de Orde deels mee in de redenering dat de belangen van de onderneming – waarvoor de advocaat in dienstbetrekking werkzaam is – tegengesteld kunnen zijn aan de belangen van de advocaat in dienstbetrekking zelf. “Daar zit wantrouwen dat mijns inziens niet is gebaseerd op feiten. Mij zijn geen gevallen bekend waarin de belangen van het bedrijf strijdig waren met die van de advocaat in dienstbetrekking.”
Loorbach betrekt meteen de eerste verdedigingslinie, en zegt dat de Orde zich altijd solidair heeft opgesteld met de advocaten in dienstbetrekking. De Orde heeft zich in de Ako Nobel-procedure bij het Europese Hof gevoegd als partij, en heeft ook zeer intensief gepleit voor een andere uitkomst van die zaak. “Er is geen aanleiding om te ageren tegen de Orde. Er ligt nu jurisprudentie, en die heeft consequenties. Het is zaak om daar zo verstandig mogelijk mee om te gaan.”
Miljoenen euro’s
Daarna zijn sprekers uit de zaal aan het woord. De eerste sprekers van een gemeente en twee grote bankverzekeraars wijzen op de grote financiële belangen voor hun werkgevers. Die hebben advocaten in dienstbetrekking aangenomen, juist omdat ze mogen procederen. Als dat niet meer mag, dan moeten er advocatenkantoren in de arm worden genomen, hetgeen volgens hen miljoenen euro’s gaat kosten.
Twee vakbondsadvocaten wijzen er op dat zij als advocaat in dienstbetrekking niet opkomen voor hun werkgever, maar voor de belangen van individuele leden van hun bonden. Dat heeft allemaal weinig te maken met de casus bij het Europese Hof, waar het ging om een mededigingszaak. De conclusie is snel getrokken: het gaan niet aan om alle advocaten in dienstbetrekking over één kamer te scheren, zoals de Algemene Raad wel lijkt te doen in het voorlopige standpunt.
Een volgende spreker maakt bezwaar tegen de door de Algemene Raad gevolgde procedure. De uitnodiging voor de bijeenkomst is zeer kort van tevoren verstuurd en er ligt een advies van professor Bannier dat niemand kent. “Ik voel me overvallen door de gang van zaken. Kennelijk zijn wij ineens als een probleem gedefinieerd. Ik verzoek u om nog eens goed na te denken. Ik ben twintig jaar advocaat in dienstbetrekking, en u heeft het wèl over mijn bestaansrecht.”
Dit sentiment blijkt breder te leven, en de spreker krijgt een applaus. Loorbach gooit het over een andere boeg. Volgens hem moeten de belangen van de cliënt – de werkgever van de advocaat in dienstbetrekking – voorop staan. “Dat is de essentie van de discussie: uw cliënt moet zich volledig beschermd weten als hij zich laat bijstaan door een advocaat.”
Alles goed en wel, zegt een andere spreker, het punt is dat de Cohen-advocaten zich in de steek gelaten voelen door de Orde. “Er ligt een uitspraak van het Europese Hof, en nu praten we over uitsluiting als mogelijke consequentie. Dat steekt.” Deze spreker wijst er ook op dat het verschoningsrecht nu in een kwade reuk staat als gevolg van de terrorismebestrijding, maar dat dat ook weer kan veranderen. “Ik zie op de langere termijn het verschoningsrecht ook weer tot bloei komen. Daar moeten we bij zijn.” Niet afschaffen dus, die advocaat in dienstbetrekking, maar wachten op betere tijden.
Status quo
Zag Loorbach in het begin nog een oplossing links- of rechtsom, inmiddels ziet hij een mogelijke derde weg, namelijk: niks doen. “We zouden ook kunnen zeggen: so be it. We gaan verder met twee soorten advocaten, en berusten in de status quo.”
Hij wil afsluiten, de nummerherkenning staat ook nog op het programma. De zaal is er echter nog lang niet gerust op. Een laatste rondvraag levert opnieuw tien sprekers op die allemaal nog hun zegje willen doen. De sprekers zijn zo’n beetje met elkaar eens dat de Orde zich niet zomaar moet neerleggen bij de uitspraak van Europese Hof, en bijvoorbeeld moet aandringen op nieuwe wetgeving of moet wijzen op mogelijk andere interpretaties van die uitspraak. En dat advies van Bannier moet ook hoognodig op tafel.
Nieuwe wetgeving? De deken lijkt er een hard hoofd in te hebben. Dat het advies van Bannier niet is toegestuurd, is inderdaad ” onhandig”. De afsluiter: “Het lijkt mij duidelijk dat dit niet het laatste beraad is dat we hierover zullen hebben.” Hoogste tijd voor het herkennen van nummers.