In 2005 een mannelijke cliënt bijstaan in een echtscheiding, en bijna tien jaar later in een andere zaak zijn wederpartij: hiervoor heeft een Limburgse advocate een berisping gekregen van de Raad van Discipline in ’s-Hertogenbosch. Ook had ze valse beschuldigingen geuit aan het adres van haar oud-cliënt, wat de tuchtrechter haar zwaar aanrekent.
Tot verbazing van de klager trad de advocate in oktober 2014 opeens op namens zijn wederpartij, wegens zijn verzoek aan de rechtbank voor de erkenning van een minderjarig kind. Dit terwijl ze voor hem had opgetreden tijdens een echtscheiding in 2005, en hem bovendien nog had geholpen bij een ontslagzaak in 2013: ze verstuurde een brief aan zijn voormalige werkgever met het verzoek de rechtsbijstand te vergoeden, met bevestiging van haar uurtarief.
De advocate stelt in haar verweer tegenover de Raad van Discipline echter dat zij nooit de advocate van klager is geweest. Hij was in 2005 enkel bij haar op kantoor geweest in het gezelschap van zijn toenmalige vriendin, die wel haar cliënte was. Op dat moment kwam een eventuele scheiding van de klager van zijn toenmalige echtgenote wel ter sprake, maar een opdracht om een procedure in gang te zetten had ze nooit gekregen.
En die ontslagzaak? Die was aanvankelijk onder behandeling bij een andere advocaat. De klager had de rekening echter niet betaald en zijn zaak werd zo urgent dat zij besloot eenmaal te bellen en een briefje te sturen. Dat hij inmiddels een relatie had met een andere cliënte en dat juist toen de kwestie rond de erkenning van haar minderjarige kind speelde, dat wist de advocate niet. Meer dan twee e-mails kan ze de klager niet hebben gestuurd, stelt ze verder. Andere brieven en mails zijn niet van haar afkomstig: haar oud-cliënt moet hebben ingebroken in haar computer.
De Raad van Discipline oordeelt echter dat de advocate de klager weldegelijk heeft bijgestaan in de ontslagzaak. Het archiefdossier dat ze op de zitting toonde, was enkele centimeters dik en bevatte de naam van de klager. Daarbij is het een advocaat volgens de gedragsregels niet toegestaan om tegen een (voormalige) cliënt op te treden, uitzonderingen daargelaten. Toen verweerster in 2014 in de zaak van haar cliënte in de erkenningszaak geconfronteerd werd met een zaak van een recente voormalige cliënt, had verweerster de afweging moeten maken om de zaak niet aan te nemen, aldus de raad.
Dat ze die afweging niet maakte, valt haar tuchtrechtelijk aan te rekenen, evenals het uiten van niet onderbouwde beschuldigingen over inbraak op haar computer. ‘De raad acht gelet op de ernst van de door verweerster geuite beschuldigingen zonder enige concrete onderbouwing daaraan ten grondslag te leggen, zoals omschreven onder 5.5, de maatregel berisping passend en geboden.’