Een advocaat doet er sinds 2008 alles aan om in zijn kantoornaam de betiteling ‘Advocaten’ te behouden, zelfs al voert hij al die tijd zijn praktijk alleen. Na een zoveelste klacht van de deken stelde de Raad van Discipline eind maart vast dat al die jaren de regels heeft overtreden door de naam niet aan te passen. De maatregel: een maand voorwaardelijke schorsing, onvoorwaardelijk als hij de naam niet wijzigt.
De in 1979 beëdigde advocaat werkt sinds 1986 zelfstandig en voert sindsdien de naam ‘Van B. advocaten’. Gedurende twintig jaar heeft hij soms een andere advocaat in dienst, maar sinds 2007 voert hij zijn praktijk alleen. Vanaf 2008 wijzen opeenvolgende dekens de advocaat erop dat de naam Van B. advocaten in strijd is met de regels. Als slechts één advocaat het kantoor drijft, dan mag de kantoornaam niet suggereren dat er meerdere advocaten werkzaam zijn, want dat kan misleidend zijn.
De advocaat voelt er echter niets voor om zijn ‘historische’ kantoornaam te wijzigen. Na meerdere dringende verzoeken van de deken verzint hij een list: eind augustus 2010 komt de gepensioneerde mr. O. in dienst als adviseur. In de praktijk voor een kleine zestig euro netto per maand, hoewel er volgens de arbeidsovereenkomst een salaris van ruim 1.400 euro was afgesproken. Tijdens meerdere kantoorbezoeken blijkt later dat deze mr. O. helemaal geen werkzaamheden verrichte voor het advocatenkantoor.
Paardrijlessen betalen
Als de adviseur zich eind 2015 laat uitschrijven als advocaat, blijft de naam ‘Van B. advocaten’ in stand, tot ongenoegen van de deken die opnieuw een naamswijziging eist. Dan komt een zekere mr. T. in dienst, een dag per maand. Zij werkt eigenlijk als zelfstandig advocate, met net haar stageverklaring op zak. ‘Mr. T. heeft verklaard dat zij door verweerder werd gevraagd stukken van hem te beoordelen en hem te adviseren in lastige kwesties. Van het geld dat zij daarmee verdiende, kon zij haar paardrijlessen betalen,’ aldus de uitspraak van de Raad van Discipline.
De (nieuwe) deken trapt niet in die constructie en verzoekt voor de zoveelste keer om naamswijziging, nu er van ‘een dienstverband van enige omvang feitelijk geen sprake is’. De boel escaleert als de advocaat claimt dat zijn afspraken met de vorige deken worden geschonden, waarna het dekenbezwaar volgt.
De tuchtrechter kan niet anders dan de klacht gegrond verklaren. Immers ‘De raad stelt het grote belang dat rechtzoekenden niet het risico lopen te worden misleid door een kantoornaam voorop. De naamvoering van een kantoor dient zodanig te zijn, dat geen onduidelijkheid kan bestaan over de aard en omvang van het kantoor.’ Het zogenoemde recente dienstverband van mr. T. mag inderdaad geen samenwerkingsverband heten, aldus de raad: zij ‘fungeert slechts incidenteel als vraagbaak voor verweerder’.
Omdat de advocaat meer dan acht jaar heeft geweigerd om het ‘alleszins redelijke’ verzoek van de deken tot naamswijziging op te volgen, krijgt hij een voorwaardelijke schorsing van een maand. De Raad van Discipline verbindt wel een bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke karakter van de schorsing: de advocaat moet de kantoornaam wel daadwerkelijk veranderen.