Een advocaat uit Den Haag is onlangs veroordeeld door de rechtbank vanwege zijn betrokkenheid bij de illegale smokkel van negen Chinezen naar Nederland. Hoewel hij beweerde dat hij niet op de hoogte was van de ware aard van de situatie, oordeelde de rechtbank dat hij in staat was geweest om te begrijpen wat er werkelijk gaande was.
Desalniettemin heeft de Rotterdamse rechtbank geen gevangenisstraf of werkstraf opgelegd, vanwege het feit dat de zaak al twaalf jaar oud is. Volgens de rechtbank zou een straf na al die jaren geen zin meer hebben. Bovendien merkte de rechtbank op dat de advocaat al zowel professioneel als persoonlijk heeft geleden onder deze zaak, die al sinds 2011 boven zijn hoofd hing.
Het Openbaar Ministerie had eerder geëist dat de raadsman een werkstraf van 120 uur zou krijgen en een voorwaardelijke celstraf van twee maanden. Daarentegen pleitte de advocaat van de raadsman juist voor vrijspraak van zijn cliënt.
Valse voorwendselen
De leider van de mensensmokkelbende was al in 2013 veroordeeld tot anderhalf jaar celstraf vanwege zijn betrokkenheid bij het tegen betaling helpen van tientallen Chinese immigranten bij het verkrijgen van een verblijfsvergunning in Nederland. Dit gebeurde onder valse voorwendselen, met fictieve bedrijven die tewerkstellings- en verblijfsvergunningen aanvroegen. Bovendien werden valse werkgeversverklaringen en arbeidsovereenkomsten ingediend bij de immigratiedienst en het UWV.
Een deel van deze documenten werd door de leider van de bende aan de advocaat gegeven, die ze vervolgens doorstuurde naar de relevante instanties. Hij beschreef dit als een complex spel en beweerde dat de leider iedereen die erbij betrokken was, had misleid. In eerste instantie beriep de raadsman zich op zijn geheimhoudingsplicht, maar het Openbaar Ministerie vermoedde dat dit was om zijn eigen rol te verbergen, waardoor hij uiteindelijk toch werd vervolgd.
Niet geheel onschuldig
De rechters concludeerden nu dat de advocaat niet geheel onschuldig was. Er waren duidelijke aanwijzingen dat hij ernstige vermoedens had moeten hebben over de onregelmatigheden in de aanvragen. Hij werd beschuldigd van ernstige nalatigheid en medeplichtigheid aan het in stand houden van een illegaal netwerk. Bovendien werd hij beschuldigd van het nastreven van winstbejag, aangezien hij geld verdiende door zijn advocatenkantoor voor zijn werkzaamheden te factureren.
Zowel de veroordeelde advocaat als het Openbaar Ministerie hebben tot 4 oktober de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.