De advocaat wordt verweten dat zij zonder overleg een strafzaak overnam. Ook het contact dat volgde was volgens verweerster en klaagster onplezierig: ‘Volgens verweerster was het juist de klaagster die haar schreeuwend en tierend opbelde’ en was er ‘nauwelijks een normaal gesprek mogelijk’.
Eerst wat achtergrond: wanneer op 3 november 2020 een minderjarige verdachte wordt aangehouden, is het de klaagster die een voorkeursmelding voor rechtsbijstand ontvangt. Enkele dagen later, op 6 november, spreekt zij met de moeder van de verdachte. Diezelfde ochtend nog krijgt de advocate plotseling het bericht dat de rechtsbijstand zal worden overgedragen aan de verweerster.
Geen contact gezocht
Dit is dan ook de kern van de eerste klacht uit de zaak; verweerster zou tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld hebben door zonder overleg de zaak over te nemen. Verweerster geeft aan dat zij slechts gehoor gaf aan de wens van de moeder van de verdachte om zijn belangen te behartigen, maar erkent dat zij vooraf geen contact zocht om de overname te bespreken. Dit liet ze na vanwege een eerdere vervelende ervaring met de advocaat.
De Haagse Raad van Discipline concludeert dat dit onderdeel van de klacht gegrond is. Eerdere negatieve ervaringen zijn volgens de raad geen excuus om zonder aankondiging of overleg een zaak over te nemen: ‘Zij heeft daarmee niet gestreefd naar een tussen advocaten van belang zijnde verhouding die berust op welwillendheid en onderling vertrouwen.’
‘Schreeuwend en tierend’
Ook de manier van communiceren van verweerster over de overname zou in strijd zijn met gedragsregel 24, aldus de klacht. Nadat verweerster de zaak overnam van de klaagster, hebben de twee advocaten – op initiatief van de klaagster – kort telefonisch contact gehad en zijn er enkele WhatsApp-berichten gewisseld. Dit telefoongesprek duurde slechts een minuut en volgens de klaagster verhief verweerster direct haar stem.
‘Op niet mis te verstane wijze’ zou zij klaagster verteld hebben dat ze de zaak al had overgenomen, dat zij de rechter-commissaris al op de hoogte had gesteld en dat dit alles volgens de wensen van de verdachte en zijn moeder was. In een overdracht van de zaak was ze niet geïnteresseerd, en nadat ze de klaagster nog vertelde dat ze ‘niet meer welkom was bij de voorgeleiding’ verbrak ze de verbinding. Volgens verweerster was het echter juist de klaagster die haar ‘schreeuwend en tierend opbelde’ en was er ‘nauwelijks een normaal gesprek mogelijk’.
Tegensprekende verklaringen
De raad stelt dat klaagster en verweerster de communicatie omtrent de overname ‘allebei als onprettig hebben ervaren’. Door de elkaar tegensprekende verklaringen kan de raad echter niet oordelen wie of wat hiervan de oorzaak was. Het klachtonderdeel wordt dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd ongegrond geacht.
Wat wél gegrond verklaard wordt is de tweede klacht, die stelt dat verweerster zich onnodig grievend uitgelaten zou hebben over klaagster tijdens de klachtprocedure. Dat een advocaat enige emoties in zijn woordkeuze mag uiten, betekent niet dat uitlatingen onnodig grievend mogen zijn. Zo bracht verweerster bij wijze van verweer naar voren dat klaagster zich schuldig maakte aan stalking en het stiekem opnemen van een telefoongesprek, zonder deze claims verder te onderbouwen.
Het gebrek aan onderbouwing zorgt ervoor dat de raad de uitingen als onnodig grievend ziet: ‘De raad wijst erop dat verweerster met de manier waarop zij op dit punt verweer heeft gevoerd niet de rustige, zakelijke en collegiale omgang met klaagster bezigt, die zij zegt voor te staan.’ Aangezien de advocaat nog nooit eerder met de tuchtrechter in aanraking kwam, komt ze er dit keer met een waarschuwing vanaf.