‘Wat een enge en vieze praatjes op die website. […] De communicatie-eikel die deze teksten heeft verzonnen, zou eigenlijk dood geschoten moeten worden.’ Aldus een advocaat uit Amsterdam in een e-mail over de wervende tekst op de website van een andere advocate. Ongepast, onnodig en onwelwillend, aldus de Raad van Discipline, die hem op 2 juni een waarschuwing gaf.
Het gewraakte mailtje is op 7 oktober 2016 verstuurd, met als achtergrond de afwikkeling van een erfenis waarbij een van de erfgenamen blijkbaar niet zo gelukkig was met de wijze van afhandeling door haar advocate.
Een zekere meneer K., echtgenoot van de erfgename, schrijft een geïrriteerde mail aan deze advocate van zijn vrouw. ‘“[voornaam klaagster] zoekt altijd een benadering die past bij de cliënt”, lees ik op de site van uw kantoor, waar overigens ook staat dat “[voornaam klaagster] is betrokken bij haar cliënten. Door haar levenservaring, goed gevoel voor menselijke verhoudingen en haar ruime ervaring als advocaat coacht zij haar cliënten naar een oplossing voor het probleem waarmee zij komen”. Ik moet zeggen, u vult dit op geheel eigen wijze in!’
De mail gaat in cc ook naar een andere advocaat, een goede vriend van meneer K. Deze advocaat voelt zich geroepen te antwoorden en doet er in zijn mail – met de advocate cq. klaagster in deze zaak en haar cliënte in cc – een schep bovenop: ‘Brrrr, wat een enge en vieze praatjes op die website. Maar misschien doe ik het helemaal fout. Ik zoek namelijk altijd een benadering die past bij de wederpartij (…) En gelukkig voor mijn cliënten, ben ik niet bij ze betrokken. Stel je toch voor, een meejankende advocaat. De communicatie-eikel die deze teksten heeft verzonnen, zou eigenlijk dood geschoten moeten worden. Je ziet, Ik coach namelijk graag de samenleving naar oplossingen voor problemen.’
Voor de Raad van Discipline probeert de advocaat de boel nog goed te praten door te stellen dat hij het mailtje had verstuurd als privépersoon. Daar is volgens de tuchtrechter geen sprake van: de mail werd verzonden vanaf zijn zakelijke e-mailadres en bevatte een e-mailhandtekening inclusief naam en adres van zijn kantoor. ‘Een ieder die een dergelijke e-mail ontvangt zal er vanuit gaan dat de e-mail is verstuurd door een advocaat,’ aldus de raad.
En aangezien advocaten ‘uitlatingen die naar algemeen spraakgebruik als grievend of kwetsend moeten worden aangemerkt’ achterwege horen te laten, heeft deze advocaat met zijn ‘ongepaste’ e-mail ‘de grenzen van het betamelijke in de onderlinge verhouding tussen advocaten overschreden’. Bovendien was hij als advocaat niet betrokken bij het geschil tussen de advocate en haar cliënt.
‘Het staat verweerder vrij om een mening te hebben over de (inhoud van de) website van klaagster, maar de wijze waarop hij die mening heeft geuit acht de raad onnodig grievend,’ zo staat in de beslissing. ‘Dat verweerder, zoals hij ter zitting heeft toegelicht, een hyperbool heeft gebruikt maakt dit niet anders. Bovendien had verweerder dit eerder aan klaagster kunnen uitleggen toen zij daarom vroeg, maar dat heeft hij niet gedaan.’