Een advocaat heeft een enkele waarschuwing opgelegd gekregen van de Raad van Discipline in Amsterdam, omdat hij op het dak van een huis was gaan zitten om de aanleg van een dakterras tegen te houden. Hij had stoelen meegebracht.
De advocaat vertegenwoordigt een vrouw die ruzie heeft met de buren over een dakterras. Ze hebben mot over het dakterras zelf, maar ook over de wijze van afschermen van een aan te leggen lichtkoepel: de aanlegger van het dakterras wil een glasplaat, buuf wil een hekwerk om de koepel.
Op 24 maart 2010 laat de dakterrasbouwer via zijn advocaat weten dat er op twee dagen later om 8 uur s’ochtends wordt begonnen met aanleggen. De advocaat van de wederpartij laat daarop weten een kort geding te beginnen, maar dat maakt weinig indruk: de werkzaamheden zullen gewoon doorgang vinden.
Op de bewuste 26 maart treft de klager in de procedure bij de raad, de man van het dakterras, om zeven uur s’ochtends de advocaat van de buurvrouw aan op het dak. Hij heeft twee stoelen meegebracht, en is er maar bij gaan zitten (“op één ervan had verweerder plaatsgenomen”). Klager verzoekt verweerder om te vertrekken, er wordt gebeld met de advocaat van klager, er wordt wat geduwd en getrokken en de politie komt er bij. Nadat de klager te kennen heeft gegeven dat er die dag geen glasplaat op de koepel zal worden gelegd, vertrekt verweerder.
Die stelt dat hij een goede reden had om op het dak te vertoeven. Hij wilde onderzoeken welk soort dakterras er aangelegd zou worden, omdat klager weigerde daarover informatie te verstrekken. En die informatie had de advocaat wel nodig om het in het vooruitzicht gestelde kort geding te beginnen.
De Raad van Discipline kan het allemaal niet zo waarderen. Volgens de Raad wist de advocaat dat de spanning tussen de buren hoog was opgelopen, en had hij kunnen weten dat “fysieke inmenging in de door de buurman geplande werkzaamheden verdere escalatie van het geschil tot gevolg zou hebben”. En: “Het doel dat verweerder volgens zijn eigen stellingen voor ogen stond bij deze manier van belangenbehartiging, namelijk het vergaren van informatie ten behoeve van een procedure, had verweerder eenvoudig met andere – juridische – middelen kunnen bereiken. Zo had verweerder bijvoorbeeld een deurwaarder kunnen vragen een proces-verbaal van constateringen te maken.” Ook heeft de advocaat in strijd gehandeld met gedragsregel 18 “door zich in een positie te brengen waarbij rechtstreeks contact met klager onvermijdelijk werd”.
Dat er klappen zijn uitgedeeld, zoals klager beweert, heeft de raad niet vast kunnen stellen. Datzelfde geldt voor de stelling van klager dat de advocaat zou zijn teruggekeerd op het dak nadat de politie was vertrokken.