Strafrechtadvocaat Sébas Diekstra heeft namens cliënten aangifte gedaan tegen een kinderrechter en een griffier van de Rechtbank Overijssel. Volgens Diekstra heeft de rechter in kwestie zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte, zo zet de advocaat uiteen op Twitter.
Volgens Diekstra heeft de kinderrechter aantoonbaar valsheid in geschrifte gepleegd in een zaak over de verlenging van een uithuisplaatsing van een 6-jarig jongetje en destijds 1-jarig meisje. De rechter en haar griffier zouden een proces-verbaal en een beschikking hebben opgesteld en ondertekend ‘terwijl ze wisten dat deze in strijd met de waarheid waren.’
Op basis van deze stukken werd een wrakingsverzoek van de ouders van de kinderen afgewezen. De ouders en advocaat Diekstra zeggen met behulp van een – door een bezoeker van de zitting – heimelijk gemaakte geluidsopname aan te kunnen tonen dat het wrakingsverzoek wel degelijk werd gedaan voordat de rechter het onderzoek sloot en mondeling uitspraak deed. De rechter schreef in haar verslag aan de wrakingskamer echter dat het wrakingsverzoek pas hierna werd gedaan. Mede als gevolg hiervan werd de wraking afgewezen.
En dat klopt niet, zegt Diekstra, die om deze reden aangifte heeft gedaan tegen de rechter. ‘De valse bewering in door de rechter opgestelde stukken, waarvan twee in wettelijke vorm, zijn voor rechters van de wrakingskamer van de rechtbank Overijssel de directe aanleiding geweest om cliënten niet-ontvankelijk te verklaren in hun wrakingsverzoek,’ aldus Diekstra in een toelichting op Twitter. ‘Met hun handelen hebben deze rechter en griffier het vertrouwen in de integriteit van de rechtspraak op zeer ernstige wijze geschaad. Daarnaast zijn in het specifieke geval van cliënten ook hun rechten op ernstige wijze geschonden.
De rechtbank Overijssel reageert in dagblad Tubantia: ‘Het bestuur van de rechtbank vindt het een kwalijke zaak dat de betrokkenen de naam van de kinderrechter naar buiten hebben gebracht en meningen worden gepresenteerd als feiten, zelfs nog voordat het Openbaar Ministerie een eventueel onderzoek heeft kunnen starten. Het bestuur merkt daarbij op dat nu een juridische discussie via de media in plaats van in de zittingszaal wordt gevoerd.’