Een 71-jarige advocaat uit het arrondissement Midden-Nederland is voor onbepaalde tijd geschorst. De deken verzocht de Raad van Discipline om zijn schorsing na bezorgde geluiden van enkele rechters. Een begeleidingstraject door een ervaren asieladvocaat werd voortijdig beëindigd; een andere advocate constateerde in zijn praktijk de nodige misstanden.
De betreffende advocaat werd in 1996 beëdigd en voerde sinds 2012 een eenmanskantoor. Na een onderzoek door de klachtencommissie Rechtsbijstand Asiel en vreemdelingenbewaring (KRAV) van de Raad voor Rechtsbijstand, besloot de raad in mei 2013 om hem een jaar lang te laten begeleiden door een ervaren asieladvocaat. Deze begeleider bracht begin 2014 rapport uit: het begeleidingstraject was mislukt, waarop de Raad voor Rechtsbijstand in april 2014 besloot de inschrijving van de advocaat op het gebied van asiel- en vluchtelingenrecht door te halen.
Intussen kreeg de deken in zijn halfjaarlijkse overleg met de president van de rechtbank Midden-Nederland te horen dat meerdere rechters uit verschillende sectoren van de rechtbank hun zorgen uitten over het optreden van de advocaat in tal van procedures. Die zorgen betroffen zowel de kwaliteit van zijn dienstverlening – op te maken uit de processtukken – als zijn optreden tijdens zittingen. Bij een kantoorbezoek constateerde de deken vervolgens dat de praktijkvoering niet voldeed aan de geldende wet- en regelgeving.
De advocaat was bereid om mee te werken aan een onderzoek, waarbij een advocate 24 van in totaal 36 lopende dossiers onder de loep nam. Zij gaf in haar rapport aan ‘dat verweerder op een (te) groot aantal uiteenlopende rechtsgebieden werkzaam is en beschouwt de manier waarop verweerder zijn opdrachten bevestigt aan cliënten als onvoldoende.’ Ook kreeg zij de indruk dat het hem ontbrak aan kennis van de advocatuurlijke wet- en regelgeving en zag zij de financiële situatie van de praktijk als precair. Op basis hiervan deed de deken zijn verzoek.
De advocaat verzette zich in eerste instantie tegen de onderzoeksbevindingen, maar verklaarde uiteindelijk voor de Raad van Discipline dat hij bereid was vrijwillig zijn praktijk over te dragen. En wel aan zijn raadsman in de tuchtzaak, die zich bereid toonde op te treden als praktijkwaarnemer. Zo kon hij zelf ‘een tijdje rust te nemen en een medisch onderzoek te ondergaan’, ook als de tuchtrechter het verzoek van de deken zou afwijzen.
Dat lijkt de tuchtrechter ook het verstandigst, te meer omdat de belangen van cliënten gevaar lopen door de financiële instabiliteit van het eenmanskantoor, volgens de advocaat ontstaan door omzetderving als gevolg van het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand. Uit de rapportage blijkt volgens de Raad van Discipline dat de situatie ‘zodanig ernstig is dat sprake is van spoedeisendheid, die ingrijpen om de in het geding zijnde belangen van cliënten te waarborgen rechtvaardigt.’
Met de overdracht van de praktijk staat de Raad van Discipline hoe dan ook niets in de weg de 71-jarige advocaat voor onbepaalde tijd te schorsen. Zijn raadsnaam is per direct benoemd als praktijkwaarnemer.