Vanwege ’tekortschietende waarborgen’ in de wet rond het verschoningsrecht moet de Hoge Raad een grotere rol toekennen aan de rechter-commissaris, adviseert de advocaat-generaal. Advocaten en hun cliënten worden zo beter beschermd tegen schendingen van dit recht.
Foto: De Hoge Raad der Nederlanden, de hoogste rechtsprekende instantie, die zich moet buigen over de prejudiciële vragen van het Bossche gerechtshof. (Laurens van Putten / Hollandse Hoogte / ANP)
Het advies van advocaat-generaal Alex Harteveld is een gevolg van een langslepende zaak tussen Stibbe en het Openbaar Ministerie (OM). In mei kondigde het Bossche gerechtshof in een tussenarrest aan prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad omdat ‘een fundamenteel rechtsbeginsel’ in het geding was.
Strafzaak ‘Castor’
In de strafzaak ‘Castor’ rondom Box Consultants – een cliënt van Stibbe – bleek dat het OM het verschoningsrecht had geschonden. Bij het onderzoek naar de vermogensbeheerder had het OM in 2015 twee miljoen e-mails verkregen via een hostingbedrijf, waaronder duizenden mails tussen Box en diens advocaten, en deze niet vertrouwelijk behandeld en gebruikt in procedures.
Dit kwam boven water door de Stibbe-advocaten, waarna rechtszaak na rechtszaak volgde over deze schending van het verschoningsrecht. Hierbij spanden de advocaten onder meer een kort geding aan tegen het OM en de Staat. Stibbe wil dat wordt verboden zonder tussenkomst van een rechter-commissaris kennis te nemen van e-mails tussen een verdachte en advocaat.
Nadat de schending van het verschoningsrecht bekend werd, besefte het OM dat het voortzetten van de strafzaak niet realistisch was: in oktober maakte justitie bekend dat de zaak werd geseponeerd. Het OM gaf daarbij openlijk toe het verschoningsrecht te hebben geschonden en fouten te hebben gemaakt in het onderzoek.
Zonder oordeel rechter-commissaris
Uit de tussenuitspraak in mei van het gerechtshof in Den Bosch bleek dat er zorgen waren over de interne gang van zaken bij het OM in de zaak omtrent Box. Op de werkvloer zou ‘onvoldoende kennis van het verschoningsrecht’ bestaan.
Ook werd de rol van zogeheten geheimhoudersfunctionarissen destijds onder de loep genomen. Deze OM-ambtenaren waren, zonder oordeel van een rechter-commissaris, bevoegd om mails te beoordelen op vertrouwelijkheid en bepaalden dat deze gebruikt konden worden in onderzoek. De werkwijze bracht het verschoningsrecht in het gedrang, concludeerde het hof.
De vraag voor het gerechtshof was vooral of het OM in deze gevallen zelf mag bepalen of sprake is van vertrouwelijke informatie, of dat hiervoor een onderzoeksrechter nodig is. Het hof besloot kortom om verduidelijking te vragen bij de Hoge Raad. Het advies van advocaat-generaal Alex Harteveld aan s’ lands hoogste rechter is 8 december bekend gemaakt.
Twee sporen
Harteveld verwijst daarbij naar ’twee sporen’ in de wet over het verschoningsrecht. Het eerste spoor gaat over de inbeslagneming van ‘voorwerpen’ als papieren documenten en computers bij verschoningsgerechtigden zoals advocaten. De rechter-commissaris moet dan ‘het standpunt inwinnen’ van de advocaat of zijn inbeslaggenomen materiaal onder het verschoningsrecht valt.
Het tweede spoor is ontstaan door de invoering van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet bob) in 2000. Het biedt een juridisch kader als een ‘bijzondere opsporingsbevoegdheid’ is ingezet. Een telefoontap of hacken bijvoorbeeld, of het vorderen van gegevens – wat het geval was bij het hostingbedrijf in de zaak Castor.
Volgens wetgeving valt het uitfilteren van ‘verschoningsgerechtigd materiaal’ in deze gevallen onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie, die daarvoor OM-ambtenaren kan inschakelen (hetgeen tevens bij Castor is gebeurd). In de wet is echter onduidelijk of kennis mag worden genomen van de inhoud van deze info, en of deze gebruikt mag worden in onderzoek.
Een andere tijd
Harteveld wijst erop dat bevoegdheden tot gegevensvordering in 2006 zijn ingevoerd in de Wet bob. Een andere tijd; waarin problemen daarmee niet goed konden worden ingeschat. ‘Grote, onoverzichtelijke gegevensbestanden die extern – bij een hostingbedrijf – worden opgeslagen, bestonden toen immers nog niet.’
Verder heeft Harteveld in zijn advies aandacht voor het voorgestelde nieuwe Wetboek van Strafvordering, nu in behandeling bij de Tweede Kamer. In dit wetsvoorstel staat onder meer dat gegevensvorderingen in de toekomst onder spoor één moeten vallen, en bijgevolg de onderzoeksrechter moet worden betrokken in plaats van de officier van justitie.
Al met al is volgens Harteveld sprake van ‘een hiaat in de wetgeving’ en volgt hij de lijn van dit nieuwe wetboek. Hij beveelt dus aan dat de rechter-commissaris een grotere rol moet krijgen bij het vorderen van gegevens – net zoals bij inbeslagname van voorwerpen bij advocaten – omwille van ‘eenvormigheid van regels en de complexiteit van grote gegevensbestanden’.
Reactie OM
Het OM, dat gelijk de advocatuur standpunten heeft ingebracht over de gestelde prejudiciële vragen, heeft inmiddels gereageerd op het advies van de advocaat-generaal. De conclusie van Harteveld dat de rechter-commissaris een grotere rol moet krijgen, is ‘in lijn met het standpunt dat het OM heeft aangedragen in deze procedure’.
“Doordat steeds meer gegevens digitaal worden opgeslagen, is de praktijk van het verschoningsrecht anders dan toen de wet werd ingevoerd. We moeten mee veranderen. Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het OM, de advocatuur, opsporingsdiensten en de rechtspraak,” stelt hoofdofficier Michiel Zwinkels, portefeuillehouder verschoningsrecht.
Hij geeft aan dat ‘gesprekken om procedures te verbeteren’ binnen de strafrechtketen al worden gevoerd, en dat het belangrijk is dat de Hoge Raad ‘duidelijkheid’ schetst. Tot slot valt uit het advies van Harteveld op te maken dat voor de praktische invulling van zijn raad ‘werkwijzen moeten worden ontwikkeld’ door middel van ‘overleg tussen betrokken partijen’.
Klik hier voor het volledige advies van de advocaat-generaal.