Een deurwaarder die in coronatijd een gerechtelijke mededeling in een gesloten envelop in de brievenbus stopt in plaats van het uit te reiken aan de geadresseerde? Die noodwerkwijze gaat in tegen de bestaande wettelijke regels, concludeert advocaat-generaal De Bock in een advies aan de Hoge Raad.
De bestaande wettelijke regels, in het bijzonder artikel 46 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, blijven kortom ook in deze uitzonderlijke tijden van kracht voor het – in persoon – uitbrengen van een exploot door de deurwaarder, aldus de advocaat-generaal. Haar conclusie van maandag 4 mei volgt op een beroep in cassatie tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland.
Bij deurwaardersexploot van 30 maart 2020 werden het oproepingsbericht en de procesinleiding betekend aan het woonadres van verweerders in cassatie. De deurwaarder liet het exploot in een gesloten envelop achter op het woonadres van verweerders, omdat hij ‘in verband met de door de overheid afgekondigde coronamaatregelen geen contact kan/mag zoeken met iemand aan wie rechtsgeldig afschrift kan worden achtergelaten.’ Voor verweerders heeft zich in de cassatieprocedure vervolgens geen advocaat gesteld.
Volgens de advocaat-generaal is deze nieuwe standaardwerkwijze niet in overeenstemming met de bestaande wettelijke regels en moet het voor gerechtsdeurwaarders prima mogelijk zijn om met inachtneming van anderhalve meter afstand persoonlijk stukken te overhandigen.
“Uit de RIVM-richtlijnen volgt weliswaar dat geadviseerd wordt 1,5 meter afstand te houden tot andere mensen, maar ook met inachtneming van dit advies zou het in beginsel mogelijk moeten zijn voor de deurwaarder om bij iemand aan te bellen, het exploot voor de deur op de grond te leggen, naar achteren te stappen (zekerheidshalve enkele meters), af te wachten of er wordt opengedaan en ten slotte af te wachten of degene voor wie het exploot is bestemd het exploot van de grond oppakt en in ontvangst neemt,” schrijft De Bock. “Dit is ook de werkwijze die op dit moment wordt gehanteerd door pakketbezorgers, maaltijdbezorgers, boodschappendiensten en ieder ander die genoodzaakt is bij een ander aan te bellen.”
De advocaat-generaal realiseert zich hierbij wel dat ‘deurwaarders meer risico lopen op een agressieve bejegening dan andere personen die zich aan de voordeur melden, zoals postbezorgers’. “Dat zal wellicht een reden zijn voor deurwaarders om veiligheidshalve steeds méér dan de 1,5 meter afstand aan te houden. Ook zou de deurwaarder een mondkapje kunnen opdoen. Als ik de adviezen van het RIVM goed begrijp, is dat een zinvolle manier voor mensen om zich te beschermen, zij het dat er op deskundige wijze mee moet worden omgegaan en dat mondkapjes vanwege een schaarsteprobleem niet aan iedereen ter beschikking kunnen worden gesteld.”
Als het in de praktijk inderdaad niet verantwoord is dat een deurwaarder een exploot in persoon betekent vanwege coronagerelateerde risico’s, dan zal ‘de deurwaarder in het exploot moeten vermelden dat en waarom dat het geval is.’ Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet in deze kwestie.