Tijdens de pro-formazitting in de meineedzaak van Hans Westenberg en Pieter Kalbfleisch vorige week hielden de raadslieden van de voormalig rechters al bijna een pleidooi, zo uitgebreid was hun betoog. Ze deden daarnaast verschillende verzoeken: om de zaken van beide rechters verder separaat te behandelen en om direct al over te gaan tot de inhoudelijke behandeling van onderdelen van de tenlastelegging. De rechtbank wees die verzoeken af.
Door Sanne van Brunschot
Het woord is in de Utrechtse rechtbank allereerst aan de officier van justitie. Die benadrukt in zijn inleidende opmerkingen dat, hoewel het in zijn geheel een complex onderzoek betreft, de focus tijdens de zitting ligt op wat in de tenlastelegging staat. Ook erkent hij dat de berichtgeving in deze zaak niet altijd even genuanceerd is geweest. Aan het Openbaar Ministerie (OM) heeft dat echter niet gelegen. Dat is altijd zorgvuldig omgegaan met de communicatie in deze zaak, aldus de officier. Wat hij ook wil beklemtonen is dat, als het aan het OM ligt, hier niet de integriteit van de gehele rechterlijke macht ter discussie staat.
Een belangrijk verzoek dat de officier aan de rechtbank doet, is het opnieuw of alsnog horen van zes getuigen in de zaak Kalbfleisch en zeven in de zaak Westenberg. Hij verzoekt dat te doen bij de rechter-commissaris, vanwege de benodigde rust, en in het bijzijn van de verdachten.
Tunnelvisie
Raadsman Roel Kerckhoffs van Pieter Kalbfleisch begint zijn verdediging met de constatering dat zijn cliënt destijds als getuige in de zaak Poot tegen de Staat op 43 vragen van de rechter-commissaris uitgebreid antwoord heeft gegeven, inclusief de ‘prikkelende’. “Het OM meent dat hij er twee opzettelijk valselijk heeft beantwoord. Wat er echter zo onjuist is aan de antwoorden vinden we niet terug in de tenlastelegging en ook moeilijk in het dossier,” aldus Kerckhoffs.
Kalbfleisch antwoordde in november 2010 dat hij en Westenberg geen ‘speciale vriendschap’ hadden en dat Westenberg geen ‘bijzondere belangstelling’ had voor de Chipshol-zaken. Wat een speciale vriendschap is en wat bijzondere belangstelling, is iets dat mensen persoonlijk interpreteren, aldus de raadsman. Hij vraagt zich bovendien af over welke periode we het hier hebben, dat maakt immers ook nog verschil. Raadsman Stijn Franken van Westenberg komt tijdens zijn verdediging met een uitgebreidere versie van dit argument.
Dat tunnelvisie echt bestaat, gelooft Kerckhoffs ook. Overleg met het OM voor de vervolgbeslissing bleek niet mogelijk. Zodra de tenlastelegging er lag, heeft Kalbfleisch alles gedaan om opheldering te verschaffen. “Maar bepaalde informatie past kennelijk niet in het plaatje.” Kerckhoffs: “Ik kan niet ontkennen dat er ontzettend veel energie in het onderzoek is gestoken, maar er is vooral gespeurd naar belastend bewijs. En het onderzoek was zodanig dat het zeker gevonden zou zijn, maar dat is niet het geval. Ik vraag me echt af waarom het OM aan deze zaak is begonnen.”
De ‘overvaltactieken van het OM en de media-aandacht’ passen bovendien niet in een goed proces, gaat Kerckhoffs verder. De fax met de vervolgbeslissing kwam als een schok en bijna tegelijkertijd wisten de media er al van. In antwoord daarop zegt de officier van justitie later dat het openbaar ministerie over dat laatste “net zozeer ontstemd en verrast was”.
Om het proces voor zijn cliënt zo kort mogelijk te laten duren, verzoekt Kerckhoffs de zaken Kalbfleisch en Westenberg gescheiden te behandelen, zeker ook gezien de grote hoeveelheden processtukken in de zaak Westenberg, die hij verplicht is te bestuderen. “Het leven van Kalbfleisch staat stil in afwachting van het vonnis. Die periode van wachten moet zo kort mogelijk zijn.” Het verzoek van de officier om getuigen te horen ziet hij dan ook het liefst afgewezen worden. “Grondig onderzoek is goed, maar dat heeft al plaatsgevonden. Wat kunnen de getuigen nu nog meer zeggen over de aard van de relatie tussen mijn cliënt en Westenberg?”
Hutspot
“Westenberg is door het publiek al veroordeeld,” zegt advocaat Stijn Franken als hij het woord krijgt. “Hij wordt neergezet als rechter die zich voor het karretje van Kalbfleisch liet spannen. Voor complotdenkers is dat om te smullen. Dat publieke beeld behoeft echter correctie.”
Als het aan de verdediging ligt, is de bewering van advocaat Hugo Smit dat de griffier in een van de Chipshol-zaken gezegd zou hebben dat Westenberg zelf het proces-verbaal van de zitting zou maken, onjuist. De griffier heeft, aldus de verdediging, wel zelf aantekeningen gemaakt. Die hoefden door Westenberg alleen nog gecontroleerd te worden.
Franken wil ook Liesbeth Zegveld, advocaat van de heren Poot, op haar plaats zetten. Hij kan de “goedkope retoriek buiten de zittingszaal” die Zegveld gebezigd zou hebben “om de rechtbank te bespelen” niet waarderen. “Ze heeft publiekelijk laten weten een artikel 12-procedure te starten om de rechters ook voor omkoping te laten vervolgen. Daarbij had ze het ook over het afluisteren van telefoons.”
Daarmee is de gebruikelijke zorgvuldigheid die je in een proces betracht volgens Franken doorbroken, en zijn belangen van betrokkenen ondermijnd. Uitgebreid financieel onderzoek van de Rijksrecherche heeft bovendien niets opgeleverd. De advocaat noemt de uitspraken dan ook “lasterlijk en onrechtmatig”. “Ook getuigt het niet van gedegen rechtskennis, aangezien de verjaring bij het feit omkoping op twaalf jaar staat. In 1996 is de betrokkenheid van de rechters in deze zaak beëindigd, dus is het al in 2008 verjaard. Voorstanders van complottheorieën zullen er evenwel van smullen.”
De ‘feiten’ in de huidige tenlastegelegging zijn volgens Franken evenmin zinvol. “De beschuldiging impliceert dat de band tussen Westenberg en Kalbfleisch veel inniger is, alsof de twee dikke vrienden zijn. Over dat verwijt gaat het hier; zijn het bevriende collega’s of vrienden? Dat kan je in een strafzaak niet vaststellen. Het is als lekker eten, dat is voor iedereen anders. Was het meineed toen Westenberg verkondigde dat hij hutspot niet lekker vindt?”
De exacte formulering van zijn verklaring is bovendien in tegenwoordige tijd geformuleerd, vervolgt de raadsman. Of ze begin jaren ’90 wel eens met elkaar aten of niet, is dus niet relevant voor deze zaak. “Stel dat ze twee of drie keer bij elkaar op verjaardag zijn geweest. Dat betekent nog niet dat het meineed was. Waarom dan het verwijt dat hij opzettelijk heeft verklaard dat het niet zo is? Het bewijs van het OM is niet meer dan schakelbewijs, een redenering. Het zegt niets over opzet.” De getuigen kunnen overigens evenmin bepalen of sprake is van vriendschap of van opzet, betoogt Franken. Het verzoek van de officier om opnieuw getuigen te horen moet volgens hem dan ook worden afgewezen.
Laatste punt dat Franken aandraagt is dat het überhaupt onwaarschijnlijk is dat Kalbfleisch Westenberg zou vragen om zijn vriend Van Andel te hulp te schieten. Westenberg had Van Andel eerder al twee keer in het ongelijk gesteld. Bovendien gaat het hier om de jaren 1992-1993. Franken: “Het is ondenkbaar dat Kalbfleisch het hem al in 1990 zou hebben gevraagd.”
Franken verzoekt tot slot om vandaag al de feiten 2 en 3 uit de tenlastelegging inhoudelijk te behandelen, omdat het wenselijk is “de publieke aanval zo snel mogelijk te stoppen”.
Zwijgrecht
De officier van justitie maakt in zijn reactie op de raadsheren duidelijk dat de getuigenverhoren niet bedoeld zijn om de betekenis van het woord vriendschap te verhelderen, maar om nadere vragen te stellen over feitelijkheden. Ook wil hij nuanceren dat Kalbfleisch zo meewerkend is geweest. “Een aantal malen heeft hij niet gereageerd op het verzoek van de Rijksrecherche. Pas na telefoontjes van het OM heeft hij zich binnen 48 uur beschikbaar gesteld. Bij het tweede verhoor heeft hij zich bovendien bij alle vragen op zijn zwijgrecht beroepen. Dat is zijn goed recht, maar dan moet je hier niet zeggen dat je alles hebt gedaan.”
Over dat laatste wil Kalbfleisch in zijn laatste woord nog wel wat kwijt. “Bij het tweede verhoor heb ik me inderdaad onder voorwaarden op mijn zwijgrecht beroepen. Dat komt omdat ik tijdens het verhoor stukken kon en moest lezen die mijn advocaat niet kon lezen omdat hij achter glas zat. Ik was er absoluut niet bang voor, maar was het niet eens met het feit dat mijn raadsman er niet bij kon zijn.”
Samenhang
De rechtbank beslist dat enkele getuigen inderdaad bij de rechter-commissaris (opnieuw) gehoord mogen worden. Alleen mevrouw Van der Tocht (de tipgeefster waardoor de zaak mede aan het rollen kwam) en de verdachten zelf zullen ter terechtzitting worden gehoord. Verder zal er niet direct een inhoudelijke behandeling plaatsvinden, en – vanwege de samenhang – ook geen afzonderlijke behandeling van de zaken. “Het onderzoek van alle feiten zal eind augustus ongeveer afgerond zijn,” besluit de voorzitter van de meervoudige strafkamer, “de inhoudelijke behandeling volgt kort daarna in september of oktober van dit jaar”.