De oud-rechters Hans Westenberg en Pieter Kalbfleisch zijn afgelopen vrijdag door de rechtbank Utrecht vrijgesproken van de respectievelijk drie en twee gevallen van meineed. Enkele getuigenverklaringen waren betrouwbaar, maar kunnen volgens de rechtbank onvoldoende worden ondersteund door ander bewijs. Ook speelt het tijdsverloop een grote rol. “Voorstelbaar is dat andere misleidende informatie zich met de herinnering heeft vermengd.”
Door Sanne van Brunschot
Onder de neus van rechtbankvoorzitter Jan Krol staan de microfoons van wel vijf radio- en televisiezenders en twee grote camera’s zijn aanwezig om zijn woorden vast te leggen. De zaal zit bovendien vol met journalisten en bekenden van de betrokken partijen. Ze zijn allemaal gekomen voor de ontknoping van de meineedzaak tegen oud-rechters Westenberg en Kalbfleisch. Westenberg heeft ervoor gekozen niet aanwezig te zijn bij de uitspraak.
Het Openbaar Ministerie eiste op 9 november nog vier en twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en voor beide verdachten de maximale werkstraf van 240 uur. De meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht oordeelt anders.
Geen steunbewijs
Na een korte herhaling van hetgeen de oud-rechters gezegd hebben en op basis waarvan ze worden beschuldigd, gaat de rechtbankvoorzitter stap voor stap de ten laste gelegde feiten langs.
Feit 1 is de valse verklaring over de aard van de vriendschap tussen Westenberg en Kalbfleisch. Vooral de ex-vrouw van Kalbfleisch heeft daarover uitgebreid verklaard. Eerst heeft ze het over vriendschap en later zegt ze dat Westenberg ‘regelmatig’ of in elk geval ‘een heel aantal keren’ bij hen thuis kwam eten. De rechtbank noemt die verklaringen consistent en gedetailleerd. Op de audio-opname van het getuigenverhoor door de Rijksrecherche, die het OM op 24 oktober op de zitting liet horen, kwam ze volgens de rechtbank ‘betrouwbaar en ontspannen’ over. “Dat ze de verklaring later heeft herroepen doet niet af aan de betrouwbaarheid ervan.”
Echter, één getuige is geen getuige. De rechtbank is het niet eens met de visie van het OM dat de recente tapgesprekken van na de zitting van 24 oktober kunnen dienen als steunbewijs. “Het bevestigt slechts de juistheid van haar eerder verklaring.” Ook de verklaringen van twee andere getuigen zijn volgens de rechtbank geen steunbewijs. Wat zij verklaarden hadden zij immers niet uit eigen wetenschap, maar was wat ze hadden gehoord van die ex-vrouw van Kalbfleisch.
Blijft over de getuigenis van ex-griffier en ex-minnares van Kalbfleisch, mevrouw Van der Togt. De rechtbank: “Uit haar verklaring kan niet meer worden afgeleid dan dat Westenberg en Kalbfleisch als goede collega’s met elkaar omgingen. Niet is komen vast te staan dat de relatie bestond uit meer dan dat.” Conclusie: van feit 1 worden de verdachten vrijgesproken.
Herinneringen
Feit 2 heeft betrekking op de beschuldiging dat Westenberg en Kalbfleisch een valse verklaring aflegden toen ze ontkenden met elkaar te hebben gesproken over een Chipshol-zaak, waardoor projectontwikkelaar Poot werd benadeeld. Dit feit is gebaseerd op de verklaring van voormalig griffier Van der Togt.
De rechter benadrukt dat men bij een verklaring die lang na de gebeurtenis is afgelegd de nodige behoedzaamheid moet betrachten. “Het is immers voorstelbaar dat andere misleidende informatie zich met de herinneringen heeft vermengd.” In het geval van Van der Togt ontbreken details, ondanks de intensieve ondervraging door de recherche. Bovendien verdraagt haar tijdlijn zich niet met de omstandigheden zoals die in het onderzoek naar voren zijn gekomen. Reden voor de rechtbank om de verklaring van Van der Togt te beschouwen als onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te worden gebruikt. Bovendien kan het niet door enig ander bewijs worden ondersteund. Ook hier: vrijspraak.
Kalbfleisch is daarmee van alle blaam gezuiverd. Hij is zichtbaar opgelucht en advocaat Roel Kerckhoffs feliciteert hem direct, terwijl de rechter verder gaat.
Brief
Want voor Westenberg rest nog feit 3: de verdenking dat hij heeft gelogen toen hij ontkende inhoudelijk gebeld te hebben met advocaat Hugo Smit, voorafgaand aan een pleidooizitting in die zelfde Chipshol-zaak. Waar het hier om gaat is dat wettig en overtuigend bewezen moet zijn dat Westenberg hierover opzettelijk in strijd met de waarheid een valse verklaring aflegde.
De rechtbank stelt voorop dat veel verklaringen zijn afgelegd over iets dat zich meer dan tien jaar geleden zou hebben afgespeeld. De nodige behoedzaamheid wat betreft herinneringen is hier dus wederom geboden. De rechtbank gaat verder met de constatering dat er in beginsel voldoende wettig bewijs voorhanden is; de verklaring en brief van advocaat Hugo Smit en de verklaring van diens voormalig secretaresse. De volgende vraag is of dat bewijs ook voldoende overtuigend is. Daarbij maakt de rechtbank een onderscheid tussen bellen over inhoudelijke en over organisatorische zaken.
Verklaringen van andere raadslieden die die dag bij de zitting aanwezig waren, bevestigen niet dat Westenberg vooraf inhoudelijk over de zaak heeft gesproken. Daar staat tegenover dat Smit direct na de zitting een brief heeft geschreven over de gang van zaken. “Wat echter opmerkelijk is,” zegt de rechtbankvoorzitter, “is dat Smit daarin geen melding maakt van de inhoudelijke opmerkingen. De brief ging men name over de wijze waarop Smit en zijn cliënten zijn bejegend. Het zou voor de hand hebben gelegen dat hij de inhoudelijke opmerkingen wel had genoemd. Het doel van de brief was immers dat Westenberg van de zaak af werd gehaald en dat zou daarmee zeker zijn gebeurd.” Niet bewezen is daarom dat er inhoudelijk is gesproken over de zaak.
Dan nog de vraag: is er dan wel over organisatorische zaken gesproken? Westenberg heeft van het begin af aan ontkend. En volgens de rechtbank strookt zijn verklaring met de verklaringen van Van Delden, toenmalig president van de rechtbank Den Haag, en met de brief van de procureur van destijds. Overigens kan het bellen wel worden afgeleid uit de verklaring van de secretaresse. Zij is consistent gebleven, volgens de rechtbank. De vraag is echter of die verklaring bruikbaar is. Het is de enige verklaring die de verklaring van Smit ondersteunt. Ruim negen jaar geleden heeft ze voor het eerst schriftelijk verklaard. De rechtbank: “Het is een feit van algemene bekendheid dat de herinnering vertroebelt naarmate een gebeurtenis langer geleden is. Niet kan worden uitgesloten dat de secretaresse zich heeft vergist. Haar verklaring is dan ook onvoldoende om buiten redelijke twijfel te concluderen dat het gesprek heeft plaatsgevonden.” Alles overziend wordt Westenberg ook op dit punt vrijgesproken van de ten laste gelegde meineed.
Gezien de vrijspraak van de feiten waardoor schade zou zijn ontstaan, worden de benadeelde partijen bovendien direct niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering.
Hoewel ze het graag zouden willen, betekent deze uitspraak niet per definitie dat de oud-rechters nu rust krijgen. Civielrechtelijk lopen er al tijden meerdere zaken. En ook strafrechtelijk is het misschien nog niet over; het OM kan nog in hoger beroep gaan. Daarover heeft het OM zich echter nog niet uitgelaten.
Update: het OM gaat in hoger beroep
Lees hier het volledige vonnis van Westenberg