De voormalige Leidse advocaat Melvin E. is in cassatie gegaan tegen de veroordeling tot vijftien maanden cel door het Hof in Den Haag. Hij weigert verder ieder commentaar op de veroordeling wegens onder andere witwassen. Zijn advocaat, Peter de Water, wil ook niet ingaan op de zaak. “Ik respecteer uiteraard de wens van mijn cliënt.”
Melvin E. is gewoon bereikbaar op het adres waar hij kantoor houdt. Hij bevestigt het instellen van de cassatie, maar geeft verder “geen toelichting”.
Vorige week publiceerde Advocatie.nl over de veroordeling van de voormalige advocaat. Blijkens het vonnis verrichte hij regelmatig hand- en spandiensten voor een cliënt – een hasjhandelaar – “in ruil voor reisjes”. Hij opende bankrekeningen, kocht land en onroerend goed in Spanje en hielp met het opzetten van bedrijfsjuridische constructies om geld wit te wassen. In september 2008 werd hij door de tuchtrechter van het tableau geschrapt.
Volgens verschillende Leidse bronnen is E. geleidelijk in het criminele circuit getrokken. Hij wordt deels gezien als slachtoffer van het Leidse criminele milieu, waaraan hij onvoldoende weerstand zou hebben kunnen bieden. Er zou ook sprake zijn van mishandeling met blijvend lichamelijk letsel.
Optreden
Op internet afficheert E. zichzelf nog altijd als advocaat en procureur. Als specialisaties staan vermeld vreemdelingenrecht, familierecht, arbeidsrecht, sociaal verzekeringsrecht en verkeersrecht. De Haagse deken Lineke Bruins zegt desgevraagd dat de Orde tegen dat laatste zal optreden. “Hij mag zichzelf sinds de schrapping van 29 september vorig jaar natuurlijk niet meer als advocaat presenteren.”
Volgens de deken is de lange duur tussen de arrestatie van E. op Schiphol en de uiteindelijke schrapping van het tableau verklaarbaar. “Wij zijn in actie gekomen na de strafrechtelijke veroordeling in eerste instantie. De tuchtrechter moet echter op basis van eigen onderzoek tot de conclusie komen dat maatregelen zijn aangewezen. Dat eigen onderzoek van de tuchtrechter vergt nu eenmaal tijd.” Ze wijst er verder op dat de advocaat in kwestie altijd heeft ontkend.
Bij de beoordeling van het eventueel tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de advocaat kan het strafdossier een rol spelen, maar dat is niet per definitie het geval. Daarvoor moeten de gedragingen verband houden met de beroepsuitoefening van de advocaat. In het onderhavige geval was dat verband volgens Bruins duidelijk, gelet op de gepleegde delicten: onder andere witwassen, heling en schuldheling.