Een Amsterdamse stagiaire is tevergeefs tot de Raad van State gegaan om te mogen blijven werken als advocate, nadat zij van de Amsterdamse orde geen stageverklaring kreeg. Het ging mis bij haar onderbouwing: ze tekende bij de rechtbank en uiteindelijk de hoogste bestuursrechter feitelijk beroep aan tegen een mondelinge afspraak.
Al sinds de herfst van 2015 strijdt de stagiaire tegen een besluit van de algemene raad van de Amsterdamse orde die haar nog geen stageverklaring wilde geven. Op 23 oktober spreekt ze met een lid van de raad van de Amsterdamse advocatenorde af om de stageperiode te verlengen. De algemene raad van de orde verklaart op 12 november eerst haar beroep tegen de weigering van de stage verklaring niet-ontvankelijk, om de volgende dag – op 13 november dus – haar stageperiode met drie maanden te verlengen.
Intussen stapt ze wel naar de rechtbank in een nieuwe poging een stageverklaring te krijgen. Ze zou financiële schade hebben geleden doordat ze al die tijd niet als advocaat mocht werken. Dit vond de rechtbank echter niet goed aangetoond: de grootte van de geleden schade kon ze namelijk niet vaststellen. De rechter verklaart haar beroep eind mei 2016 dan ook niet-ontvankelijk.
De Raad van State is in een beslissing van 22 maart j.l. dezelfde mening toegedaan als de rechtbank: die heeft ‘terecht geoordeeld dat [appellante] geen belang heeft bij haar beroep’. Het gaat dan ook mis bij haar onderbouwing: de mondelinge afspraak om de stageperiode te verlengen geldt niet als een formeel besluit waartegen zij voor de rechter kan opkomen, ‘zodat dit gesprek niet kan hebben geleid tot schade als gevolg van een onrechtmatig besluit’. Naar een schadevergoeding kan de appellante zodoende fluiten.
Een beroep tegen een mondelinge afspraak kan zodoende niet: ‘De algemene raad heeft bij besluit van 12 november 2015 het administratief beroep van [appellante] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet was gericht tegen een besluit van de algemene raad. Met de nadien wel door de algemene raad genomen besluiten over de stage van [appellante] is dit besluit van 12 november 2015 niet ingetrokken, gewijzigd of vervangen.’
Deze stagiaire staat niet alleen: ook in het arrondissement Arnhem-Leeuwarden is momenteel nog een tuchtrechtelijke strijd gaande rond een stagiaire-onderneemster aan wie een stageverklaring werd geweigerd.