Advocatie.nl sprak met kenners van de advocatuur over de beroepsgroep. Deze week is het woord aan Barbara Baarsma, adjunct-directeur van het kritische SEO Economisch Onderzoek. Zij is het gewend dat procederende advocaten en notarissen haar publicaties kritisch bekijken. “Ik ben zelf afkomstig uit een familie van vrijberoepsbeoefenaars, en ik moet me daar regelmatig verdedigen over onze onderzoeksrapporten.” Deel één uit een serie van zeven.
Baarsma: “Voor alle duidelijkheid: ik werk regelmatig samen met advocaten en notarissen, en ik heb veel respect voor ze. Echter, in het verleden is alleen gekeken naar de juridische uitgangspunten van overheidsingrijpen en zelfregulering voor advocatuur en notariaat. Men heeft zich veel te weinig bekommerd over de kosten voor rechtzoekenden als gevolg van die regulering.”
SEO Economisch Onderzoek, dat verbonden is aan de Universiteit van Amsterdam, leverde recent twee rapporten af over de advocatuur; één in opdracht van het Verbond van Verzekeraars en de ander in opdracht van de International Association of Legal Expenses Insurance (RIAD). Beide keren toonde het onderzoeksinstituut zich kritisch over (het gebrek aan) marktwerking in de advocatuur.
Baarsma zucht wanneer ze de vraag voorgelegd krijgt of SEO zich niet heeft laten beïnvloeden door de betalers van het onderzoek. “Natuurlijk niet. Onze conclusies zouden precies hetzelfde geweest zijn als een andere partij het onderzoek had betaald. Onze onafhankelijkheid en wetenschappelijke kwaliteit zijn gewaarborgd met de openbaarheid van onze rapporten, waardoor peer review mogelijk is. We kijken er wel voor uit om ons voor een karretje te laten spannen.”
Baarsma hangt haar betoog over de gebrekkige marktwerking in de advocatuur op aan een indeling van vier soorten juridische dienstverlening. Die indeling ziet toe op de behoeften aan de vraagkant, vooral van de zijde van het MKB. De eerste categorie is een verwijs- en helpdeskfunctie voor niet al te ingewikkelde juridische vraagstukken. De tweede het preventief doorlichten van organisaties op mogelijke juridische problemen (bijvoorbeeld arbeids- of afnemerscontracten). Nummer drie: het opsporen en oplossen van juridische problemen buiten de rechtszaal. En de vierde: het eigenlijke procederen.
“De eerste twee worden door advocaten nauwelijks gedaan, omdat ze daarvoor te duur zijn. Omdat rechtzoekenden nog niet de weg kennen naar andere, goedkopere juridische dienstverleners, worden te weinig problemen voorkomen of in de kiem gesmoord. Te vaak is een advocaat nodig. Het relatief grote beroep op de advocatuur gaat ten koste van de toegang tot het recht, want het leidt tot alsmaar oplopende kosten voor juridische bijstand en te weinig ruimte voor maatwerk onderin de markt,” aldus Baarsma.
Daar speelt ook het probleem van het uurtje-factuurtje volgens haar. “Advocaten zouden veel vaker bereid moeten zijn om van tevoren een vaste prijs overeen te komen. En rechtzoekenden moeten daar natuurlijk ook vaker op aandringen.”
Volgende week Prof. Mr. Maurits Barendrecht