Jaap Tempelman begon zijn carrière in de advocatuur, stapte over naar Telfort en KPN en trad onlangs in dienst bij internationaal advocatenkantoor Clifford Chance. Tempelman deelt zijn ervaringen over het verschil tussen beide beroepsgroepen.
De carrière van Jaap Tempelman is verweven met de ontwikkeling van de Europese telecommarkt. In zijn eerste echte baan doceerde hij het keuzevak Telecommunicatierecht in Leiden, een functie die hij -inmiddels onbezoldigd – altijd heeft aangehouden. Het houdt hem scherp, zegt hij.
Toen hij in ’97 werd beëdigd als advocaat in Amsterdam was de liberalisering van de Europese telecommarkt in volle gang en werd het speelveld bepaald door grote, voormalige monopolisten zoals KPN.
In 1998 werd de markt volledig vrijgegeven. Op dat moment werkte Tempelman als advocaat bij Baker & McKenzie in Amsterdam. “Er was een enorme boost van nieuwe toetreders op die markt, wat het een hele interessante sector maakte. In diezelfde periode begon ook de internet-hype. Technologie, media en telecom: het was hot en happening. Op die markt wilde ik graag proceservaring opdoen. Maar grote kantoren als Baker & McKenzie zijn vooral gericht op de transactiepraktijk, er wordt relatief weinig geprocedeerd. Toen kreeg ik een aanbod van KPN, de partij waar ik vooral tegen optrad. Ze wilden een eigen litigation team opzetten. Enerzijds om kosten te besparen, anderzijds om minder afhankelijk te zijn van externe expertise.”
Hoe beviel het om als advocaat in dienstbetrekking te werken?
“Er worden wel eisen gesteld vanuit de Orde. Het bedrijf moet een professioneel statuut opstellen waarin je onafhankelijkheid als advocaat is geborgd. Er komen ook vertrouwelijkheidskwesties bij kijken: je moet ervoor zorgen dat de dossiers die jij behandelt alleen voor jou toegankelijk zijn, en je naar de buitenwereld identificeren als advocaat. Maar je staat wel heel dicht bij het bedrijf, dus je weet veel over de zakelijke achtergronden en de strategie van het bedrijf. Daardoor kun je efficiënter werken dan een externe advocaat. Maar je hebt natuurlijk maar één klant.”
Toch stapte u op.
“De strategie van het bedrijf werd gewijzigd, waardoor er weer meer werd uitbesteed aan externen. Waarom? Het is net als kantoortuinen: tien jaar geleden waren die helemaal uit, nu zijn ze weer helemaal in. Zoiets gaat in golven. Toen het litigation-team werd opgeheven, vroeg men mij een legal team van Telfort in Amsterdam aan te sturen. Die functie was tijdelijk en toen die in 2008 ophield, was er geen echt geschikte plek meer bij KPN Legal voor mij. Bovendien werden door het hele bedrijf weer kantoortuinen ingevoerd, ook voor juristen. Een uitgelezen moment dus om weg te gaan.”
Vervolgens werkte u tweeënhalf jaar bij Diepen Van der Kroef Advocaten. Waarom ging u daar weg?
“Van Diepen van der Kroef wilde haar ICT/telecompraktijk uitbreiden. Maar die praktijk kwam bij mij niet echt van de grond. Van Diepen is een meer regionaal georiënteerd kantoor. Het segment van de markt dat ik probeerde aan te spreken kijkt toch ook vaak naar de internationale kantoren: “Dan zal het wel goed komen,” denken ze. Dus dat maakt het lastig concurreren vanuit kantoren die meer regionaal gericht zijn.”
Is er sinds uw vertrek veel veranderd in de advocatuur?
“Nee, ik dook er zo weer in. Waar ik wel weer aan moest wennen was de urendruk – het tijdschrijven dat je natuurlijk doet in de advocatuur. Maar wat me enorm goed bevalt is de vrijheid. Je bent veel meer eigen baas, richt je eigen tijd in, en je wordt gezocht voor jouw oordeel. Het gaat om jou, en het recht is core-business. In het bedrijfsleven is dat anders, hoe onafhankelijk je je ook opstelt. Als bedrijfsjurist ben je toch faciliterend voor de business en draait het uiteindelijk om het verkopen van een product of dienst. En de hiërarchie binnen het bedrijfsleven is sterker dan in de advocatuur. Je hebt er meer baasjes, en bovenbaasjes, en daarboven wéér een baasje. De advocatuur is een veel plattere organisatie, dat bevalt mij wel.”