Toen ik de presentatie van de lijsttrekker van de partij Voor Nederland zag, kon ik een zekere bewondering voor de beste man niet onderdrukken. ‘Ik wil mensen bijstaan’, sprak Bram Moszkowicz, ‘vroeger cliënten, nu burgers.’ Weliswaar bieden resultaten uit het verleden geen garanties voor de toekomst, maar door de uitspraken van raad van discipline weten we inmiddels dat Bram het geld van zijn cliënten toe-eigende, ze pertinent onjuiste declaraties stuurde, foutief adviseerde en de telefoon niet opnam als ze belden.
Door Henriëtte van Hedel
Memorabel zijn ook diverse optredens van de strafpleiter buiten zijn specialisatie, waar hij zich niettemin bekwaam toe achtte. Zo stond hij Patty Brard bij in het hoger beroep van haar echtscheidingszaak en vertegenwoordigde hij beleggers bij de ondergang van Baan Company, niet geheel onverwacht met bedroevend resultaat.
‘Ik ben klaar voor de politiek’, zei Moszkowicz. Ik vrees dat hij gelijk heeft. De manier waarop hij de belangen van zijn cliënten verdedigde, doet denken aan de wijze waarop Henk Krol voor de pensioenen van zijn eigen werknemers opkwam. Dat verhinderde Krol niet om stemmenkanon en pensioenpaus te worden.
Krol moest nog het veld ruimen nadat bekend werd dat hij geen pensioenpremie voor zijn werknemers had betaald. Hij probeerde het nog af te schuiven op zijn secretaresse, later sprak hij van een complot van zijn ‘vijanden’, maar het mocht niet baten. Niemand geloofde hem meer. Krol was afgeschreven. Enkel in Eindhoven haalt hij nu nog voorkeurstemmen.
Moszkowicz daarentegen staat ondanks zijn schrapping fier overeind. Serieuze opiniebladen spreken over ‘de scherpzinnige voormalige topadvocaat’, in DDWD wordt hij aangekondigd als ‘briljant jurist’. In de kranten lijkt het alsof hij enkel van het tableau werd geschrapt omdat hij contante betalingen aannam of slordig was in zijn administratie. Dat het hem lukt om een dergelijk imago in stand te houden na er professioneel een totale puinhoop van te hebben gemaakt, zegt iets over de commerciële en politieke talenten van Bram Moszkowicz.
Het zegt ook iets over de advocatuur. Bijvoorbeeld dat het tuchtrecht wellicht een tikkeltje strenger zou mogen zijn. En hoe makkelijk het is om als briljant advocaat te worden gekwalificeerd, zelfs als je juridisch nauwelijks iets opmerkelijks hebt gepresteerd. Een KNO-arts die meer dan eens de behandeling van keel- en oorklachten verprutst en daarnaast met bedroevend resultaat pacemakers en kunstheupen plaatst, zou nooit 27 jaar lang ongestoord zijn gang kunnen gaan. Laat staan dat kwaliteitskranten hem zouden omschrijven als ‘briljant medicus’.
Weinig van zijn ex-confrères zullen Bram Moszkowicz als een topjurist, of erger, als de beste advocaat van Nederland hebben beschouwd. Maar ze hebben bijna allemaal onderschat hoe wijdverbreid deze opvatting onder niet-juristen was. Nog steeds kom ik advocaten tegen die denken dat alle normale cliënten – de Patty Brards van deze wereld dus uitgezonderd – het onderscheid kunnen maken tussen een kundig jurist en een praatjesmaker. Maar onder de gedupeerden van Moszkowicz bevonden zich evengoed succesvolle en ervaren ondernemers.
Goede advocaten zouden zich beter moeten verkopen. Dat is helemaal niet zo moeilijk – zie de casus Bram Moszkowicz – en het is goed voor de omzet. Het is bovendien hun plicht. Maar zolang de echte professionals zwijgen, hebben de charlatans vrij spel, onder advocaten meer dan in enig andere beroepsgroep. Met uitzondering van politici natuurlijk.
Even voorstellen: Henriëtte van Hedel (1980) studeerde rechten en Japanese Business Studies en kwam er na een omweg via een ambtenarenorganisatie in Tokyo en een docentschap aan de universiteit achter dat ze vooral in de wieg is gelegd om te verkopen. Ze staat sindsdien advocaten in de Benelux en Frankrijk bij om het grind te laten knerpen. Beschouwt de advocatuur als een gat in de markt, waar termen als ‘toekomstgericht’ en ‘ondernemerschap’ nog vaak verwijzen naar pensioenoptimalisatie en verandering van de verdeelsleutel van de kantoorwinst. Ze werkte de afgelopen jaren vanuit Parijs en Brussel, hetgeen haar ongewild tot culinair en vestimentair analist van Hollandse gewoonten binnen de advocatuur heeft gemaakt. Ze krijgt gemiddeld drie maal per maand de vraag voorgelegd of het echt waar is dat alle Nederlandse advocaten karnemelk drinken en op Casual Friday gekleed gaan in rode broeken en pastelkleurige truien.