Jeroen van der Veer, die dit jaar aftrad als bestuursvoorzitter van Shell, is met stip naar de positie van machtigste commissaris van Nederland gesprongen: ING, Unilever, Philips en zijn eigen voormalige werkgever.
Door Jan Maarten Slagter
Het is zonder meer lovenswaardig dat Van der Veer zich wil inzetten voor het vaderlandse bedrijfsleven. Zijn internationale statuur en ervaring zouden het hem zonder twijfel mogelijk hebben gemaakt vergelijkbare topfuncties te krijgen in welk land dan ook. Vanuit een gezond chauvinisme en om niet te veel vlieguren meer te hoeven maken beperkt Van der Veer zich vrijwillig tot een middelklein Europees landje. Bravo! Het lijkt dan ook nogal kinderachtig om nog even stil te staan bij zijn Shell-commissariaat, dat naadloos volgt op zijn bestuursvoorzitterschap.
In het ‘one tier’ Shell-bestuur is hij in feite een stoeltje opgeschoven. Dat wordt doorgaans niet gezien als goede corporate governance. Je bent als verse veteraan uit de frontlinie gecommitteerd aan het beleid van de jaren ervoor. Het is daarmee lastig neutraal te oordelen over een radicale breuk met dit beleid.
En mogelijk verhindert jouw aanwezigheid de nieuwe man al te boude uitspraken te doen over wat hij aantreft. Niets menselijks is ook topbestuurders vreemd. Van der Veer zegt in een interview in Elsevier deze bezwaren te onderkennen, maar wijst op het belang van een voormalige insider in de board. “Een bedrijf als Shell heeft een heel goed geheugen nodig, een ‘corporate memory’.
Shell investeert op de heel lange termijn – jaarlijks voor zo’n 20 miljard euro. Dat geheugen heb je nodig om goed te weten wat er is afgesproken. Je kunt alles op papier zetten of in zoekmachines stoppen, maar het is beter als dat geheugen aan tafel zit als er over die investeringen wordt gesproken. Dat is de primaire rol die ik hier als commissaris speel. Ik zit er niet om het management kritisch te volgen, laat staan in de weg te zitten. Bepaald niet.” Dat is te volgen.
Maar toch blijft het de vraag of het de juiste keuze was deze rol als commissaris te spelen. Ex-bestuurders blijven, neem ik aan, aanspreekbaar op hun kennis van het verleden. Ze zouden als grijze eminenties belangrijke adviseurs van de ceo moeten zijn. Maar het commissariaat omvat meer dan advies.
Toezicht is de andere belangrijke component, zeker in deze tijd, waarin het bedrijfsleven er alles aan moet doen om het vertrouwen van het publiek te herwinnen of in ieder geval vast te houden. En dan is de uitspraak “ik zit er niet om het management kritisch te volgen” het verkeerde signaal. Het roept de uitspraak van Ruud Lubbers dat hij bij Content “commissaris op afstand” was in herinnering. Een commissaris kan zich niet beperken tot één van zijn wettelijke taken. Hij is het helemaal.
Jan Maarten Slagter is directeur bij de Vereniging voor Effectenbezitters. Dit artikel verscheen eerder in beleggersmagazine Effect