Van de bijna 43,5 miljoen euro omzet die landsadvocaat Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn in 2013 realiseerde, was 23,5 miljoen afkomstig van de staat. In 2014 daalden de kosten voor het inschakelen van de landsadvocaat heel licht, naar 23 miljoen euro. Dat blijkt uit cijfers die vrijdag naar aanleiding van een Wob-verzoek bekend zijn gemaakt.
Vooral het ministerie van Veiligheid en Justitie – in 2014 6 miljoen euro – en het ministerie van Infrastructuur en Milieu – 5,2 miljoen – blijken de rechtsbijstand van de landsadvocaat nodig te hebben. Op de derde plaats staat Economische Zaken met 3,6 miljoen euro, gevolgd door Binnenlandse Zaken en Financiën (beide 2,4 miljoen). Het grootste deel van de door Pels Rijcken gevoerde procedures ‘betreft verplichte procesvertegenwoordiging in civiele procedures,’ aldus de brief.
In de brief is verder te lezen dat de Staat ‘geheel vrij is in het kiezen van een advocaat’, maar dat met name ‘om de eenheid in vertegenwoordiging te bevorderen’ het van belang is dat niet in elke procedure een ander kantoor de belangen van de Staat behartigt.
Aan de titel van landsadvocaat, aangewezen bij koninklijk besluit, zijn geen rechten en plichten verbonden. ‘Wel is tussen de Staat en de landsadvocaat een contract van kracht, waarin de landsadvocaat zich ertoe heeft verbonden om zijn kantoor zodanig in te richten dat alle zaken die de Staat aanbrengt naar behoren kunnen worden behartigd. Daarnaast heeft de landsadvocaat zich verbonden om geen zaken aan te nemen die strijdig zouden kunnen zijn met de belangen van de Staat.’
In 2004 werden Kamervragen gesteld over de vraag of de Staat het juridische werk niet openbaar zou moeten aanbesteden. Volgens een bericht in het Financieele Dagblad zou de Europese Commissie bezig zijn met een onderzoek. Het ministerie van Justitie wist echter van niets. In antwoord op de Kamervragen: ‘Volgens het contract met de huidige landsadvocaat dateert van 1999. Het is gesloten in overeenstemming met de geldende regels. Juridische diensten vallen onder de werking van de desbetreffende richtlijn, zij het dat zij zijn geplaatst op bijlage 1B bij de richtlijn. Het gevolg hiervan is dat er geen verplichting tot openbare aanbesteding bestaat.’
Het is niet bekend wie het Wob-verzoek heeft ingediend. Vorig jaar diende advocaat Jeroen Soeteman een Wob-verzoek in over de hoogte van aan advocaten van Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn betaalde uurtarieven. Uit de stukken bleek toen dat de Staat juridische medewerkers met twee jaar ervaring een uurtarief van 137 euro betaalde, en partners van het kantoor 348 euro per uur. Soeteman destijds in NRC, mede in het licht van de toen voorgenomen bezuiniging van 85 miljoen op de gefinancierde rechtsbijstand: ‘Staatssecretaris Teeven zegt dat iedereen voor dat bedrag uitstekende rechtsbijstand moet kunnen krijgen. Wij waren nieuwsgierig hoeveel de Staat dan zelf betaalt voor een advocaat. Dit bedrag ligt aanzienlijk hoger en die tarieven gaan ieder jaar omhoog. Dat valt lastig te rijmen.’