Vorige week donderdag nam algemeen secretaris Jan Suyver afscheid van de Nederlandse Orde van Advocaten. Dat gebeurde in theater Diligentia met het minisymposium Advocaat en Taal. Lichtvoetig en vermakelijk, precies zoals hij het voor ogen had, zei hij in zijn slotwoord. De vertrekkende algemeen secretaris had desalniettemin een serieuze boodschap: “Koester de excentriekeling, koester de onafhankelijke geest. Daar is het mij vanmiddag om te doen.”
Door Lucien Wopereis
Suyver werkte tien jaar aan de Neuhuyskade. Hij verlaat de Orde op een cruciaal moment. Er dreigen flinke deuken in de toegang tot het recht, er zit strenger toezicht op de advocatuur aan te komen en, toch ook geen kleinigheidje, DigiNotar ligt op zijn gat. Geen rustig vaarwater voor zijn opvolger Raffi van den Berg, derhalve.
Het mocht de pret gelukkig niet drukken. Nadat algemeen deken Jan Loorbach de zaal welkom had geheten, was het woord aan Floris Bannier. Het leek even uit te draaien op een uitgebreide geschiedenisles, 15 honderd en 18 honderdzoveel, maar gelukkig lardeerde de hoogleraar zijn verhaal met anekdotes uit zijn eigen advocatenleven. Een voorbeeld: zittend tegenover een vrouw die wilde scheiden, moest het hoge woord er natuurlijk uit. Had de man wellicht vleselijke gemeenschap gehad? De vrouw knikte bevestigend. Vreselijke gemeenschap, inderdaad.
Ook Frans van Velsen van de Bond van Ondernemende Advocaten toonde zich een vlotte spreker. Hij verhaalde onder meer over een arrest waarin een “speelse schouderduw” van mannen onder elkaar leidde tot zwaar letsel. Was hier nu sprake van verwijtbaar handelen, of viel het voorval onder de – weliswaar een beetje uit de hand gelopen – mannelijke kameraderie? Vooral de superambtelijk opgeschreven passages uit het uiteindelijke arrest, die achter elkaar werden opgelezen, riepen een vervreemdend effect op.
Mystery guest
Journalist Miek Smilde was de zogeheten mistery guest. Dat bleef ze voor sommigen uit de zaal ook, want ze werd niet geïntroduceerd, en ze deed dat zelf ook niet.
Smilde interviewde in haar journalistieke leven naar eigen zeggen ruim 1500 advocaten, en daarbij zat er volgens haar niet één die niet schrijver wilde worden, of heimelijk vond dat hij er al een was. Met als hoogst haalbare ideaal de poëzie. Maar, en daarbij beriep ze zich onder meer op Hieronymus van Alphen, zelf advocaat en auteur van ‘Jantje zag eens pruimen hangen’: advocaten zijn geen poëzieschrijvers, en dat zullen ze doorgaans niet worden ook. Ze missen de passie, de lyriek. Ze blijven uiteindelijk te afstandelijk en koel.
Het Jonge Balie Cabaret Utrecht begroette eerst Jan Loorbach en vervolgens Jan Suyver op het podium met de woorden “ouwe reus”, en speelde een vrolijke sketch over raadkameren. Veel Google, Wikipedia, Facebook, Jurofoon en smartphones, vooral geen boeken en al helemaal geen intellectueel discours. En natuurlijk werd er gezongen:”I once met a guy named Jan Suyver.”
Pleitbezorger
Maar de hoofdrol was weggelegd voor Suyver zelf. Hij wierp het ambtelijke kleed – of zo u wilt: de ambtelijke deken – van zich af, en toonde zich een vurig pleitbezorger van de advocatuur als onmisbare peiler van de rechtsstaat. “Kernwaarden als onafhankelijkheid en partijdigheid worden vaak met de mond wel beleden, maar veel minder als het er echt op aan komt. Daarom is mijn oproep aan u: zoek en bescherm de excentriekelingen. Zij die strijden als David tegen Goliath, met geduld, deskundigheid en lange adem. Blijf hameren op de onafhankelijkheid. U merkt het, dit zit mij hoog.”
Advocaten kunnen dan kennelijk geen poëet worden, ambtenaren op hun beurt kennelijk wél advocaat. Nou ja, soms, voor even. De zaal dankte Suyver met een lang en zelfs ovationeel applaus.