Van een vastgoedpraktijk in een gevestigd kantoor, tot een eigen strafrechtpraktijk. Adem Çatbaş, oprichter van Advocatenkantoor Çatbaş, vertelt over het oprichten van zijn eigen kantoor, de nuance zoeken en de drang om te bouwen aan een eerlijkere samenleving.
Fotografie: Rick Floot
Aan de Sloterplas bij familierestaurant Boothuis zit Adem Çatbaş – het uitzicht geeft een blik op Amsterdam Nieuw-West waar hij is opgegroeid. Adem Çatbaş begon als advocaat in de vastgoedpraktijk en ging naar het strafrecht: van een groot historisch relevant kantoor in Den Haag naar een kleiner strafrechtkantoor in Amsterdam. Na zijn periode bij achtereenvolgens Ficq & Partners Advocaten en Meijers Canatan Advocaten heeft hij eerder dit jaar zijn eigen advocatenkantoor opgericht: Advocatenkantoor Çatbaş aan de Herengracht. Met zijn advocatenkantoor wil hij niet alleen zijn cliënten bedienen, maar ook in een kwart van zijn zaken meer maatschappelijke impact hebben.
‘’De meeste mensen die met het strafrecht in aanraking komen, ervaren dat alles in hun leven vloeibaar wordt’’, vertelt Çatbaş. ‘’Wat je als verdachte nodig hebt, is iemand die je rust kan geven. De kunst is om in het contact met cliënten – zonder iets te zeggen over de onzekere periode – toch die rust te bieden. Geen roze bril voorhouden en geen gouden bergen beloven maar wel door het vuur gaan voor de cliënt. Je kunt nooit een resultaat beloven, maar je kunt wel het vertrouwen geven dat je als advocaat er alles aan zal doen.’’
Staren naar stenen
Rechten studeren was niet de eerste keuze van Adem Çatbaş: een blauwe maandag Technische Aardwetenschappen aan de TU Delft voldeed niet geheel aan zijn verwachtingen. ‘’Ik heb een natuur- en techniekprofiel gevolgd tijdens mijn gymnasiumopleiding. Ik had er zoveel moeite voor gedaan dat ik vond dat ik er iets mee moest doen. Op een gegeven moment was het juli en had ik acht uur lang met een loep naar stenen gekeken om te bepalen welk soort het was. In de trein terug naar Amsterdam las ik de krant. De nieuwsartikelen gingen over onderwerpen die raakvlakken hadden met het recht. Mijn hart ging veel sneller kloppen bij die zaken, vooral door het normatieve kader van het recht. Ik vroeg me af: hoe labelen we strafwaardig handelen?’’
Meerdere labels
Die vraag – welk label past er? – komt niet zomaar. ‘’Ik ben uiteindelijk een product van mijn opvoeding en de omgeving waarin ik ben opgegroeid en heb gewerkt’’, vertelt Çatbaş. ‘’Wie is Adem Çatbaş? Ik ben opgegroeid en verrijkt in Amsterdam Nieuw-West met de Turkse en Nederlandse cultuur. Na mijn rechtenstudie ben ik beëdigd als advocaat bij het kantoor van de landsadvocaat. Daar heb ik mogen werken met briljante en ontzettend warme advocaten maar ook met een enkeling die wereldvreemd was.
Mijn eerste stap in de advocatuur voelde helaas door die enkeling gelijk als een stap in een achtbaan. Het was de eerste keer in mijn leven dat racisme zo naar de oppervlakte rees. Een illustratief voorbeeld is de partner die de kamer binnenkwam om grappend te zeggen dat ik in een kortgedingprocedure mijn eigen soort mocht ontruimen. Het ging om een zaak waarbij er werd gevraagd om de ontruiming van asielzoekers uit een AZC.
Dat is inmiddels jaren terug. Als ik de recente artikelen van Investico over klassenjustitie en de onbedoelde systemische ongelijkheid lees, hebben we nog een lange weg te gaan. Het wordt tijd om het gesprek over de sluimerende ongelijkheid in de samenleving aan te gaan en ook om je uit te spreken.’’
De veelzijdigheid van de werkelijkheid
Meermaals valt het woord ‘nuance’ tijdens het gesprek – aan het begin, maar ook aan het eind. Çatbaş is gefascineerd door de nuance. Wat die nuance voor hem betekent? ‘’Door het vermogen om dingen vanuit een ander perspectief te bekijken’’, zoals hij in zijn eigen woorden vertelt. ‘’Het stellige dat een advocaat nodig heeft om te kunnen inschatten wat een rechter vindt of hoe een officier van justitie ernaar kijkt – de werkelijkheid is niet eendimensionaal – vind ik fascinerend.’’
‘Ik heb voor mezelf bepaald dat een kwart van mijn praktijk uit pro bono-werk moet bestaan. Ik wil ervoor waken dat ik – nu ik ondernemer ben – alleen maar voor het grote geld ga’
Een rechtszaak is in de strafrechtpraktijk zelden slaapverwekkend. In de rechtszaal kan de advocaat met zijn of haar pleidooi een keerpunt creëren. ‘’Dat begint altijd met de rechter die vragen stelt. Soms kan dat ook een zoektocht zijn. Vervolgens komt de officier van justitie aan het woord. Als student dacht ik dan: dit wordt een veroordeling. Pas als de advocaat aan het woord kwam, dacht ik ook: ik heb er nog niet zo naar gekeken. Die fascinatie voor verschillende perspectieven – zaken die op het eerste gezicht tegenstrijdig lijken, maar eigenlijk hetzelfde zijn – en de rol van taal daarin is iets dat ik bijzonder interessant vind. Eigenlijk is dat een rode draad in mijn leven.’’
Kenmerkt die neiging naar nuance jou ook?
‘’Zeker weten. Die nuance uit zich vooral in mijn interesse in zaken die ik van huis uit niet heb meegekregen. Je wilt dingen zelf beter begrijpen voordat je er een oordeel over velt. Omdat ik vanuit de Turkse cultuur ben opgevoed maar leef in de Nederlandse samenleving, ben ik constant op zoek naar: hoe verhoud ik me tot die werelden? En het is misschien vreemd om als advocaat te zeggen dat nuance belangrijk is, terwijl een advocaat moet overtuigen en een duidelijk standpunt moet innemen. Maar nuance kan juist helpen bij het overtuigen.’’
Had je als kind al de droom om advocaat te worden?
‘’Ik ben ook een product van mijn opvoeding. Het beroep van advocaat geniet nu eenmaal een bepaalde status binnen de omgeving waarin ik ben opgegroeid. Ik denk dat die status en de validatie daarvan bij mijn ouders een rol hebben gespeeld. Ik ben me altijd bewust geweest van de reis die mijn ouders hebben afgelegd. De relatie tussen kind en ouder is nooit volledig wederkerig, maar ik heb het wel zo ervaren, omdat ik heb gezien hoe moeilijk het voor hen was. Het is te kort door de bocht om te zeggen dat ik mijn leven vormgeef naar hun wensen. Het is immers mijn eigen wens om hen zo gelukkig mogelijk te maken. Dat is één onderdeel van mijn streven naar geluk.’’
Zelfkant
Een ander onderdeel van zijn strafrechtpraktijk is de zelfkant waarmee Adem Çatbaş in aanraking komt. ‘’In mijn werk kom ik moordverdachten tegen en mensen met ernstige stoornissen. Ik ben erg geïnteresseerd in de mens. Wat je vaak hoort is dat – ongeacht de verdenking – je bezig bent om iemand te helpen. Daardoor schuift de ernst van een ernstig feit naar de achtergrond. Paradoxaal genoeg is daarom het verdedigen van verdachten bij de zwaarste verdenkingen juist medemenselijkheid van hoog niveau.’’
Ben je door je strafrechtpraktijk anders gaan denken over de samenleving?
‘’Ik denk dat het gevaar van te veel gefascineerd raken door nuance is dat je uiteindelijk alles kapot nuanceert. Je probeert het dan te rechtvaardigen. Daar ben ik juist niet van. Het moet een gezonde dosis nuance zijn. Ik geloof echter wel dat bepaalde wijken en groepen enorm worden achtergesteld, waardoor de juiste voedingsbodem voor criminaliteit wordt gecreëerd. Zo betrap ik mijzelf ook op het nuanceren van de huidige politieke tendens. Hoe kunnen zoveel mensen stemmen op de PVV? Het is confronterend: 1 op 4 Nederlanders heeft er geen moeite mee om de hoofddoek van het hoofd van mijn moeder af te trekken. Dat baart mij zorgen. Ik hoop dat iemand ooit die brug kan slaan. Dat de daadwerkelijke zorgen van die mensen worden weggenomen, zonder de gevaarzettende rookgordijn die zich nu nestelt om moslims. Dat zijn mijn familieleden en nog een miljoen andere Nederlanders.’’
Offers van ouders
Voor veel kinderen van migranten is de invloed van hun ouders onvermijdelijk. De offers die de ouders hebben gebracht geven vaak een bepaalde gelaagdheid aan de opvoeding en de invloed op die kinderen. Dat begon voor Adem Çatbaş al op jonge leeftijd met zijn vader – ondernemer van beroep – die hem aanmoedigde om uit zijn comfortzone te komen.
‘’Een van de aspecten van ondernemerschap is een vleugje koppigheid. Ik ben net voor mezelf begonnen. Daar zitten veel nadelen aan, maar tegelijkertijd heb ik op het hoogste niveau gewerkt bij Pels Rijcken en andere gerenommeerde strafrechtkantoren. Ik denk dat de droom van mijn vader en zijn drang naar assertiviteit mij een comfortabele positie hebben gegeven, waardoor ik makkelijk met mensen om kan gaan. Dat helpt in je werk als advocaat, omdat je continu informatie moet verwerken. Als ik kijk naar wat ik tot nu toe heb bereikt, is dat vaak voortgekomen uit assertiviteit. De grootste valkuil is het invullen voor een ander, bijvoorbeeld wanneer je iets van iemand wilt vragen.’’
Waar ben jij je ouders dankbaar voor?
‘’We hadden het net over assertiviteit en de kansen die het mij heeft geboden. Zonder de assertiviteit van mijn ouders had ik dit interview niet kunnen geven. Mijn ouders waren voor hun generatie en hun tijd enorm vooruitstrevend en hadden een enorme dosis gezond verstand. Mijn ouders komen uit de laagste sociale klasse van Turkije. Beiden hebben hun basisschool niet afgemaakt. Dat is bijzonder. Mijn succes is eigenlijk vooral hun succes.’’
De advocatuurlijke plicht
Het gesprek komt weer terug op het opzoeken van de nuance, maar dat vandaag de dag juist die nuance eerder ontbreekt. ‘’Het is een moeilijke tijd waarin de nuance lijkt te zijn verdwenen’’, benadrukt hij. ‘’De wens om zaken te doen met meer impact is niet alleen een wens, maar ook een noodzaak. We leven in een tijd waarin moslims, joden en alle minderheden enorm bedreigd worden. Al deze groepen zijn kwetsbaar en met het huidig kabinet wordt dat selectief alleen maar erger.
Ik heb voor mezelf bepaald dat een kwart van mijn praktijk uit pro bono-werk moet bestaan. Ik wil ervoor waken dat ik – nu ik ondernemer ben – alleen maar voor het grote geld ga. Het is in die zin ook een worsteling met mijn eigen egoïsme. Dat is iets waar ik alert op probeer te blijven. Dit zijn grote thema’s en het idee dat ik op die vlakken mogelijk iets kan bijdragen, of dat in ieder geval probeer, geeft me veel rust.’’
Wat wil je hiermee bereiken?
‘’Het eerste doel is dat de waarborgen van het recht effectiever functioneren. En dat de overheid zich meer houdt aan de regels die voor de overheid gelden. Het tweede doel is om te bouwen aan een mooiere en eerlijkere samenleving, zonder mijn carrière volledig om te moeten gooien. Ik denk dat veel advocaten en juristen rechten zijn gaan studeren vanuit een idealistische beweging.
Ik had laatst een intervisie met andere advocaten waarbij dit onderwerp ook werd besproken. Het waren mensen die dit onderwerp een warm hart toedragen, maar het gevoel is gaandeweg zo afgestompt dat je bijna wordt uitgelachen. Ik wil in ieder geval kunnen zeggen dat ik mijn best heb gedaan om iets te veranderen. Mijn drijfveer ligt in het idee dat er iets verandert.’’
Waar maak jij je zorgen om?
‘’Alles waar wij voor staan – verdragen, rechtbanken, rechtshoven – lijkt op een bepaald geopolitiek niveau niet meer uit te maken. Ik verwijs meer expliciet naar wat er gebeurt in Palestina. Wat ik heel moeilijk vind, is dat ook in die discussie de nuance is verdwenen en dat die verdwijning wordt gebruikt om ernstige mensenrechtenschendingen goed te praten.
Het lastige is dat iedereen aan een kant van het spectrum zit. We kunnen vaststellen dat veel leed juridisch gezien erkend is door de hoogste gerechtshoven, waarvan de uitspraken van waarde zouden moeten zijn en waarop de samenleving zou moeten kunnen vertrouwen als noodrem wanneer het misgaat. Maar die noodrem – het internationale recht – is versleten.
Op dit moment krijgt mijn wens om zaken met maatschappelijke impact te doen vooral op dat gebied aandacht. Samen met cliënten, waaronder Stichting Muslim Rights Watch Nederland, bereiden wij op dit moment een procedure voor tegen een grote multinational vanwege het profiteren van de schendingen van mensenrechten door Israël. Ik kan geen gouden bergen beloven, maar wel dat we bergen kunnen verzetten.’’